De pan staat op tafel. Naast de borden de mobieltjes, in de aanslag. Het avondmaaltijdgesprek wordt door Nick in klassieke stijl geopend. Met een wetenschapsvraag.
“Wist je dat de zon de aarde over 5 miljoen jaar opslokt?”
Nick is al sinds tijden gek op alles wat met astronomie te maken heeft. Van parallele universa en wormgaten tot sterren die al lang en breed dood zijn terwijl wij ze nog zien. En de zon. ONZE ster.
“Weet je het zeker? Volgens mij moet dat ‘miljard jaar’ zijn,” waag ik te twijfelen.
“Nee hoor. Dat is al véél sneller. Wij merken het toch nu al? Met die hitte? 5 miljoen jaar. Dan is de zon hier, op aarde, en niet meer 15 miljoen kilometer verderop.”
Simone tikt verwoed op haar mobiel. Ik weet wat er nu komen gaat.
“Haa-ha! Papa heeft gelijk! Het is 6,5 miljard jaar, niks miljoen!”
Ik kijk voldaan. Ik hoef tegenwoordig niet meer zelf te googelen: dat doen mijn kinderen veel sneller. En Simone is mijn google-zonnetje in huis.
“Ja nou, dat weet ik ook wel. Maar ik bedoel: over 5 miljoen jaar is het al véél te heet op de aarde: dan is alles al dood. Vet gebarbecued. Totaal verkoold,” krabbelt Nick terug.
Simone kruipt alweer in haar mobiel.
“Nee, ook niet,” glundert ze, “da’s pas over één miljard jaar! Oh, en het is niet 15 miljoen kilometer. Het is 150 miljoen. Toevallig. Je weet er gewoon geen bal vanaf.”
“Jij ook niet. Jij moet alles googelen. Ze zouden jouw mobiel moeten barbecueën. Je werkt iedereen continu op de zenuwen met dat ding.”
“Nee hoor, mij niet,” werp ik tegen. “Ik vind ‘t best handig, zo’n googlecorrectiedochter.”
“Ik kan veel sneller googelen dan haar,” moppert Nick.
“Dan ‘zij’,” corrigeer ik.
Nick zucht. “Moet ik al mijn zinnen ook nog gaan googelen voordat ik ze uitspreek?”
“Zou fijn zijn,” sneer ik, “maar ik heb een google-duel voor jullie: wie het eerst een bestaand spreekwoord met de woorden ‘klok’ en ‘klepel’ vindt. Drie, twee, één, start!” roep ik.
Nick googelt niet. Hij staat op en graait zijn mobiel van tafel. “Dat spreekwoord weet ik zo al. Wie de klepel uit de klok rukt, kan z’n irritante vader harder meppen.”