Achter mijn huis ligt een laan met eiken. Het geeft een mooi aanzicht. Als je er doorheen rijdt of loopt lijkt het een lange, statische bomentunnel. Een langgerekte kathedraal van ruisend groen met dikke, bruingroene zuilen aan weerszijden.
Vanuit de woonkamer en de tuin is het een mooi groen decor. Je zal maar de hele dag tegen norse overburen of een lelijke flat aan moeten kijken, denk ik wel eens als ik even stilval en achter naar de bomen kijk.
Een hoop zooi geeft het wel. Vooral in de herfstmaanden, als de bladeren van de bomen vallen. Dat gaat met de eiken achter mijn huis een goede paar maanden door. De hoeveelheid bladeren die zo’n reus draagt is enorm. Als het in de herfst flink waait moet je sowieso een helm op als je er onderdoor gaat. Een flinke windstoot leidt al gauw tot een mitrailleursalvo aan eikels op je kop.
Van al die afgewaaide bladeren belandt een aanzienlijk deel in mijn tuin. Ze waaien het fietsenhok in, tussen de planten, onder de picknicktafel en op andere plekken waar ik met de bezem net niet goed bij kan. Het zijn flinke veegsessies – ongeveer vergelijkbaar met die na een flink avondje Indiaas tafelen, maar dan in je tuin. Overal zooi en opgeteld veeg je al snel een paar volle GFT-kliko’s bij elkaar.
Het rare is dit: voor het gebruik en laten legen van je groenbak door de gemeente betaal je een bijdrage. Logisch. Maar ik veeg me wel een paar keer per jaar lam aan bladafval, afkomstig van diezelfde gemeente. Waar ik op zich geen probleem mee heb, maar om nu te betalen voor het opruimen van andermans rommel, dat voelt toch een beetje raar.
Ik vraag niet veel. Een nieuwe bezem met het gemeentelijke logo zou fijn zijn.