Dat is wat mijn zoon zei: “No chance, pa.”
Als hij maar wil, kan hij best wel een woordje Engels.
De vakantie is zo goed als voorbij. Gelukkig maar. Eindelijk weer rust in de tent. Lang leve school en sleur. Maar de laatste paar vakantiedagen waren de kinderen weer bij mij en dat moest gevierd worden.
Als in: ik wilde nog ‘iets leuks’ met ze doen. Zij niet met mij (“Pap, laat ons nou effe chillen, ja?”), maar wat zou het. De hitte-zomer mocht dan voorbij zijn, warm genoeg voor een dagje aan ‘t – blauwalgvrije – meer (geheime stek, ergo geen verdere info) was het wel. Dus dat deden we. Of liever gezegd: ik deed dat. Met hen. Op sleeptouw.
“Moeten die zwemvliezen en snorkels nog mee?”
“Neehee.”
“Simone, heb jij ergens de zonnebrandcrème gezien?”
“Neehee…”
“Nick, moet ik je reservezwembroek ook inpakken?”
“Neehee!”
Prima. Bepakt en bezakt op weg naar ‘t zwemwater. Bij het instappen is het al raak: gezeik om wie er voorin mag zitten.
“We hadden afgesproken dat IK altijd op de heenweg voorin mag zitten!” brult Simone.
“Ja, maar voor jou is het ALTIJD de heenweg! Als we ergens naartoe rijden, is het de heenweg. En als we we terug rijden, is het wéér de heenweg, maar dan naar daar waar we vandaan kwamen!”
“Precies. Dat betekent dat ik gewoon altijd voorin zit. Goed geregeld toch?”
Vrouwenlogica. Kan geen manspersoon tegenop. Gevolg: een mokkende Nick op de achterbank.
Op de parkeerplaats is het bomvol. Ik grijp de eerste de beste plek die ik zie. Met alle tassen lopen we de honderden meters naar het meertje. Vlak voor het water ineens vrije plekken. Immers: niemand rijdt verder dan de eerste vrije plek.
“Dichtbij-parkeerplaatsen zijn niet je specialiteit, hè pap?” mokt Nick.
“Nee. Maar blijkbaar ook niet van de overige paar duizend mensen hier.”
Ik spreid onze picknickdeken uit. Nick ploft in vol ornaat neer, plant zijn ellebogen op zijn knieën, zijn handen onder zijn kin, en dat was het dan. Een zweetdruppel loopt langs zijn slaap. Chagrijnig kijkt hij naar het verlokkende, glinsterende, verkoelende water. Simone grijnst van oor tot oor, kleedt zich in no time om – onder een handdoek friemelend en frunnikend, vrouwen kunnen dat – en jogt naar het water. Ze springt erin en staat meteen weer op de kant.
“Joehoe, Nick! Het is helemáál niet koud hoor! Alleen maar een klein beetje in het begin…”
Nick kijkt demonstratief de andere kant op.
“Kom op, joh, doe niet zo flauw?” probeer ik. “Je zus wacht op je!”
“Yeah, sure.”
“We gaan haast nooit met z’n drieën zwemmen. En dan nog wel naar een heus meer. En dan doe je zó? Leuk hoor. Echt. Stuk chagrijn…”
“Whatever.”
“Kun je ook nog in ‘t Nederlands sjaggie zijn?”
“Mais oui.”
Ik zucht. Ik ben dit pubergezeik nu al spuugzat. Simone is er inmiddels ‘doorheen’ en staat in het water, vlakbij een boom te wachten. Ze zwaait en wacht met smart op haar grote broer, want alleen zwemmen is en blijft niks. Ik tracht mijn ‘kleed-je-om-en-zwem-godverdomme!’-peptalk te hervatten.
“Ik wil gewoon mijn rust! Snap je dat dan niet?”
Nee. Snap ik niet. Het jong is 14! Dat moet toch willen zwemmen, of niet dan? Niet dan.
Nick staart alweer getergd naar zijn mobieltje. Een oude man met een jong apparaat.
“Brakke wifi hier, manmanman,” mompelt hij.
“Ik ga vanaf vandaag schermtijd invoeren. En dan krijg jij 30 minuten extra schermtijd als je nú gaat zwemmen.”
“Geinig pa, geinig.”
Aangezien ik hem geen meter van zijn plek krijg, bombardeer ik hem tot autosleutels-en-portemonnee-bewaker. Ik probeer mij zo soepel mogelijk onder de handdoek van een zwembroek te voorzien. Zoals ik zei: vrouwen kunnen dat. Mannen niet. De bejaarde vent op de stretcher achter ons had een studie van mijn billen (maar niet mijn ballen) kunnen maken.
“Ik ga zwemmen hoor!”
“Yo. Doei.”
Als ik terugkom, zit Nick nog steeds in dezelfde positie. De puberzombiepositie.
“Het is echt fantastisch! Hartstikke lekker en helemáál niet koud! Precies als Simone zei!”
“Fijn voor haar.”
“Kom, doe nou ‘ns effe normaal. Ga zwemmen?!”
“No chance.”
Zo zit hij daar. Vol van het leed van het best wel willen, maar het toch mooi niet doen als pa wil dat je het doet. De puberteit is onbarmhartig.
Welkom in de wrede puber wereld. Vermaak je je al een beetje?