Het Franse strand waar ik lig, lijkt volledig te worden genegeerd door alles wat er momenteel in de wereld gaande is. Het is geen toeristische hotspot en met uitzondering van een dubbele barak met wat ijs, koude drankjes en pannenkoeken is er niks bijzonders te beleven. Het is een heerlijk strand waar de onthaasting zegeviert, de lucht strak blauw is en de zee consequent mooie golven geeft.
Er is geen hoogbouw te bekennen, slechts een duinrand die zich links en rechts strekt tot waar het land een bocht maakt. Tuur je over de Atlantische oceaan, dan zijn in de verte nog net de contouren van een eiland zichtbaar. Hemelsbreed een kilometer of vijftien verderop, maar wil je er via een lange brug met de auto komen, dan ben je vlot twee uur verder.
Het strand waar ik lig, hoort bij een gat van een straat of vijf, zes waar het gros van de huizen de luiken potdicht heeft zitten. Tweede huizen van mensen die er de zomer doorbrengen, maar die in september hun heil weer vinden bij hun banen en de woonplaatsen waar ze doorgaans verblijven.
Er is een kroeg met Belgische pils en een uitbater die de indruk wekt dat de wereld hem verder weinig kan schelen. Er zijn drie restaurants, waarvan er een permanent gesloten is. De andere hanteren openingstijden die zeggen, “We zijn open, maar hebben eigenlijk liever dat je weggaat”. Een kansloze kunstenaar met een zaakje vol clichématig werk van zeilboten en rondvliegend meeuwenspul en een winkeltje vol ‘made in China’ strandmeuk complementeert het aanbod.
Een ander ding van ‘buiten het seizoen’ is het feit dat er hoofdzakelijk drie soorten mensen te bespeuren zijn: kinderen die nog niet naar school hoeven, hun ouders en pensionado’s. Die laatsten zijn vooral met campers gekomen of bivakkeren in knusse chalets op de camping.
Uiteindelijk komt iedereen op het strand. Kleine mensen, grote mensen, oude mensen, jonge mensen. Dikke mensen en dunne mensen. Mensen met brede schouders en smalle billen. Oude vrouwen met borsten die op hun buik hangen – en bij oude mannen eveneens. Mijn zoontje schopt zijn strandbal naar een meneer die er zo te zien al eentje heeft ingeslikt. Het is allemaal goed. In Frankrijk – of dan in elke geval in deze kustrijke hoek – schamen de mensen zich niet voor hun lijven.
Gebronsde mannen met flinke pensen maken blootsbuiks gemoedelijk een praatje. Iets verder sjokt een tamelijk groteske dame naar de branding. Een ouder echtpaar speelt een potje jeu de boules, daar waar het zand wat harder is. De vrouw in een hippiegewaad, de man in zijn blote bips. Jonge meisjes met ontluikende puberborstjes zitten te giechelen rond een telefoon. Iedereen lijkt tevree en niemand bekommert zich om een ander.
“Schatje, kan ik zo naar het strand?” vraagt mijn vriendin. “Ziet dit er niet raar uit zo?” Ik kijk vragend terug naar een mooie vrouw in een zwarte bikini. “Natuurlijk niet”, zeg ik haar. “Op dit strand is niets raar.” Wees wie je bent. Lekker jezelf. Ik wilde dat heel de wereld dit strand was.