
Bron: Pixabay.com
“G-Star is zo’n merk geworden dat je vader draagt. Niet jouw vader, maar die van jongeren.” Ik hoorde het iemand naast me in een koffietentje, tegen zijn collega zeggen. In gedachten zat ik instemmend te knikken.
Een oude lul worden, dat is geen doordacht traject. Net zomin voor een jeansmerk als voor een individu. Op een dag ben je het gewoon. Je smaak, je taalgebruik, je consumeergedrag, allemaal wordt het, zonder dat je het echt doorhebt, belegen. Het ergste is dat je het uiteindelijk helemaal niet erg vindt en dat het uitspreken van deze constatering voor eeuwig gezien zal worden als een ontkenning.
Er was een tijd dat ik “u” als een belediging ervoer. Toen voelde ik me alleen een oude lul. Inmiddels ben ik het echt. Nu vind ik soms dat iemand juist “u” zou moeten zeggen.
Laatst scande ik in de supermarkt mijn producten zelf, waaronder een paar biertjes. Er moest dus een medewerker komen om te checken of ik hiervoor oud genoeg ben. Gekscherend toverde ik mijn ID tevoorschijn. Zielig natuurlijk. Een onderstreping van mijn oude lulschap. Ik had makkelijker kunnen beweren dat ik een vrouw was, dan te jong voor legaal zuipen. Zo’n mislukte grap geeft de ernst van mijn toestand wel aan.
Als je erop let, dan merk je het overal. Laatst op de voetbaltribune deelden we namen van spelers die we guilty pleasure-achtig misten. Op mijn spontane lijstje kreeg ik de opmerking: “ja, maar die zijn allemaal van voor 2010.” 2010! Dat is gister. Ik dacht bewust spelers op te sommen die zij ook mee hadden gemaakt. Voor die twintigers klonk het alsof ik Abe Lenstra en Koen Moulijn noemde.
Het is overigens helemaal niet erg, maar dat kun je dus niet hardop beweren en dat maakt het weer verschrikkelijk. Lastig. Ik ben een oude lul, maar zal er verder mijn mond over moeten houden. Prima. Doe ik net of ik overal nog helemaal van op de hoogte ben.
Wacht maar tot ze in de bus voor je opstaan.
Eens kijken of je het dan nog niet erg vindt.