https://youtu.be/PFGLveC1CrY?t=37m33s
Ik voelde mij vanochtend op de fiets even Rutger Hauer. Mijn zoontjes waren Monique van de Ven. De jongste – zes maanden – zat namelijk voor het eerst in een fietszitje.
Weinig mensen die we tegenkwamen, zullen aan de beroemde scène uit Turks Fruit hebben gedacht, toen ze ons zagen. Toch zat het nog bekendere Toots Thielemans-deuntje de hele rit in mijn hoofd. De zwierende Rutger en Monique onder begeleidend gefluit, staan in mijn hoofd voor vrijheid. Voor plezier. Voor onafhankelijkheid ook.

Bron: Pixabay.com
Kinderen hebben voelt vaak als het tegenovergestelde. Althans, de feiten zouden dat makkelijk met je kunnen doen. Hun regelmaat, hun energie, hun afhankelijkheid maakt ze vaak tot vermoeiende gijzelaars van een streng burgermans regime. Er is iets magisch dat dat weet te voorkomen. Er voor zorgt dat je het allemaal doorstaat.
Alleen voor de buitenwereld ben je een saaie lul geworden, voor jezelf voelt het meer dan oké. Een ouderlijk Stockholmsyndroom waar onze hele diersoort op voortploegt. Zo nu en dan zijn er dus zelfs mijlpalen.
Robin – die van een half jaar – kon voor het eerst, voorop, de wereld op hem af zien komen. De onverschilligheid op zijn gezicht kon zijn WTF-beleving niet verhullen. Hij kent Monique van de Ven al niet, maar zal zich ook zeker niet als haar gevoeld hebben. Eerder als Bambi op het ijs. Hij vond het in ieder geval niet vervelend.
Mijn andere zoontje – twee en een beetje – is door de nieuwe passagier naar achteren verplaatst. Prima. Babbelend als altijd ging hij door met zijn gang van zaken.
Toots Thielemans speelde duidelijk alleen in mijn hoofd. Voor die gasten is verandering de status quo. Het zijn de ouders die hier moeilijk over kunnen doen.