Thuiswerkweek gecombineerd met kinderen-weg-week. Dat is goed voor totale isolatie. In mijn geval dan. Ik werk, wandel naar de koelkast, eet, drink, werk, slaap, repeat.
Op donderdagavond sta ik weer voor de koelkast. Leeg. Zelfs het laatste pilsje is pleite. Wat mij doet beseffen, dat ik al sinds zondagavond geen mens meer in levenden lijve heb gezien of gesproken. Tijd om boodschappen te doen. Ik graai mijn – gloednieuwe – mobiel mee. Op naar de supermarkt.
Razend door de gangen is mijn wagen in een mum van tijd bomvol met frieten, bitterballen, eieren, koffie, pils, chips en pizza. En met tissues (ja, je moet toch wat hè), schuursponsjes, chocomel en een deurklink (die was eraf gevallen). Condooms, ach nee. Voorlopig niet nodig. Oh, vruchtensap. Voor ‘t gezond. Woordeloos reken ik af. Ik ben het ‘live’ praten al niet meer gewend.
Bij de auto graai ik in mijn jaszak. Shock. Ik weet zeker dat ik mijn mobiel erin gestopt had (want – ongebruikt – boodschappenlijstje). In paniek kijk ik naar de glazen schuifdeuren. Alsof mijn mobiel daar zo meteen doodgemoedereerd doorheen komt wandelen. Dat doet ie niet. Mijn volle winkelwagen staart me wanhopig aan. “Laat me niet alleen!!” roept hij.
Wat nu? De kofferbak zit propvol met kisten (werk). De boodschappentassen heb ik, zoals altijd, vergeten. Ik flikker alle boodschappen zo snel mogelijk in de voetruimte van de bijrijdersstoel en race met lege kar weer naar binnen.
“Mevrouw, heeft u m’n nieuwe mobiel gezien?” De bevallige broodjesvakkenvuldame, de eerste die ik zie na het binnenstormen, kijkt me opgewekt aan. Ze is geamuseerd; een glimlach speelt om haar lippen.
“Nee, meneer. Ik heb uw mobiel nog niet gezien. Maar als u ‘m per se even wilt showen, mag dat, hoor. Ik heb wel een minuutje.”
Ik zucht. Wéér een vrouw die mij niet snapt.
“Nee, nee, ik ben ‘m KWIJT! Ik moet hem hier in de winkel verloren hebben, want hij zat nog in mijn zak toen ik binnenkwam.”
“Ah!” Het kwartje valt. “Ik bel uw mobiel wel even. Wat is uw nummer?”
Verhip. Mijn nummer. Dat is ook nieuw. Ik denk diep na. In de krochten van mijn kortetermijngeheugen duikel ik mijn nummer op. Ze belt. We horen niks. Er vibreert ook niets in de winkel. Nu zuchten we samen. Dat is best wel fijn.
“Ligt ie misschien niet tóch in uw auto? Heeft u daar al gezocht?”
“Kan niet. Ik had ‘m in mijn zak. Zeker weten.”
“Toch even proberen?” We lopen samen naar de auto. Als ik niet zo in shock was geweest, had ik dit best een leuke flirt-opening gevonden.
Bij de auto – alle deuren open – belt ze nog een keer, terwijl ze gefascineerd naar mijn boodschappen op de bijrijdersstoel staart. Tissues, ballen en een deurklink. Oók goed voor ‘openingen’. Mijn mobiel gaat over. Ergens. Onder de boodschappen.
De opluchting die je dan voelt, is niet te beschrijven. Ik flikker alle boodschappen op het asfalt naast de auto. Het supermarktmeisje kijkt. Naar het bier. En naar de pizza. En ook weer naar de deurklink en de tissues. Ik wil niet weten wat ze denkt en ben alleen maar blij dat ik dit keer geen condooms gekocht heb.
Daar is ie. Mijn speleding, geheugen en lieveling. Vanuit mijn zak onder de stoel gegleden, direct naast het pookje. In een opwelling wil ik mijn zoekdame zoenen, maar in plaats daarvan geef ik mijn mobiel maar snel een kusje. #MeToo’tjes zijn er immers al genoeg in de wereld.
“Enorm bedankt hè, euh…”
“Tiene. Aangenaam.” Ze geeft me een hand en grijnst nu meer dan geamuseerd.
“Bedankt, Tiene!”
“Graag gedaan, euh…”
“Denis. Met één n.”
“Nou Denis, de volgende keer zoeken we weer samen naar iets dat je kwijt bent, oké? Vind ik wel leuk!”
Menselijke interactie kan soms een ware zegen zijn. En ik weet nu al: de eerstvolgende keer dat Tiene werkt, zijn mijn autosleutels ineens foetsie. Want Tiene is leuk.
Zo simpel kan het zijn