“Papa, als ik nou ongesteld word, hè… Bloed ik dan elke maand half dood? Mama doet altijd alsof er zo’n hoop bloed uit je komt dat je buik zowat explodeert en dat je dan ook flauw kan vallen.” Simone drentelt in de keuken heen en weer.
Ik dop boontjes. En zweet peentjes, want ongesteldheidsgesprekken zijn, zeg maar, ‘niet helemaal mijn ding’.
“Eh…”
“Aha. Duidelijk. Het klopt dus. Nou, bedankt pap. Dat was een érg geruststellend gesprek.”
“Nee, nee, wacht! Hoe kom je erop om dat míj te vragen? Waarom bespreek je dat soort dingen niet toch gewoon maar even met mama? En bén je het al dan? Je bent nog niet eens twaalf!”
“Nou en? Florelies uit mijn klas is het al lang. En die is ook nog maar net twaalf. En ik vraag het jou, omdat mama er een horrorverhaal van maakt als ik ernaar vraag. Net als Florelies. Overal bloed en gruwelijke pijn. En dat élke maand. Ze doen alsof je eens in de vier weken doodgaat om dan weer moeizaam terug tot leven te komen. Ongesteldheid is zombietijd. Echt verschrikkelijk. En daarom wil ik van JOU weten wat jij, als man en als mijn papa, ervan weet.”
“Oh…”
“Wéér zo’n veelzeggend antwoord. Gaat lekker…” Simone zucht dramatisch diep. Alsof ze just en moment menstrueert en er tegelijkertijd nog even een volgroeide baby uit moet persen. Ik vind haar ook rijkelijk cynisch voor haar leeftijd. Ze lijkt wel volwassen. Waar is mijn lieve, kleine, papa-meisje gebleven? Ik wil helemaal nog niet dat ze een – al dan niet ‘op de man af’ sarcastische – ‘vrouw’ wordt. Daarvan heb ik er al zat om me heen.
“Hebben jullie op school geen les over het menselijk lichaam?”
“Jawel. Maar ze zeiden: ‘Vraag het ook eens aan je vader in plaats van aan je moeder, want je vader heeft vanaf de zijlijn een prima blik op hoe dat alles is en hoe ‘t in zijn werk gaat.’ Dus dat doe ik nu. En Elise was ook nog eens gelijk boos, want die heeft geen vader, alleen maar twee moeders. Ze vond het discriminatie. Dus ik heb gezegd dat Elise ‘t ook best aan jou mocht vragen, als ze wilde. Maar ze wilde niet.”
Dat is tenminste één opluchting. Maar ik moet toch maar eens met school praten over deze thuislesmethodes.
Enfin. Ik kom er niet onderuit. “Oké meiske, laat ik je dan maar vertellen wat ik er zoal van weet.” Simone gaat er eens goed voor zitten. Het liefst zou ze op schoot kruipen, maar dat betaamt een vrouw niet. Althans, niet op deze leeftijd.
“Je gaat echt niet dood. Je gaat ook niet half dood, want dat kan niet. Je baarmoederslijmvlies laat los omdat er zich geen bevrucht eitje in genesteld heeft. Dan moet de boel opgeruimd worden om plaats te maken voor een nieuw slijmvlies, voor het geval er dan wél een bevrucht eitje arriveert.”
“Ja, dát weet ik allemaal allang. Maar hoe ís het dan om ongesteld te zijn?”
Hoe moet ik dat nu uitleggen, zonder eigen ervaring?
“De vrouwen die ik ken en ongesteld meegemaakt heb, zijn sneller boos. Geïrriteerd. Emotioneel. Tijdelijk hormonaal gestoord, zeg maar. Ze hebben meestal buikpijn, vaak ook hoofdpijn. En ze willen niet seksen, want ze voelen zich ‘vies’.”
Dat laatste is nog wel het meest gestoorde van alles, denk ik erbij; wie anale seks heeft, schrikt immers ook niet terug van een beetje oud bloed en korrelig spul in een ander gat. Maar dat vertel ik er nog maar even niet bij.
“Wij mannen hebben dan twee opties: ‘Stay the hell away’ of ‘extra lief en begripvol zijn’,” vervolg ik vakkundig. “Dat laatste is wat lastiger voor mannen, dus doen we meestal het eerste. Ik vond dat nooit echt moeilijk, ik had er dus ook niet zoveel last van, van die ongesteldheid.”
“Echt hè, jij weet het gesprek ook ál-tíjd weer op jezelf te projecteren. Ik vroeg hoe het is voor VROUWEN! Níét hoe het is voor mannen! Man-man-man… Ik vraag het wel aan oma!” Simone stampt weg.
Volgens mij moet ze inderdaad zéér binnenkort ongesteld worden.