Misschien kunt u zich mijn vriend Hans nog herinneren? Hans woonde, samen met enkele andere mannen, een tijd lang bij mij in huis. Wij vormden gebroederlijk de Commune van de Bordeauxrode Losers. En ik had extra huurinkomsten. Tot de heren stuk voor stuk hun leven in mijn huis weer achter zich lieten.
Hans was de literaire zuipschrijver van onze commune. Maar aan zíjn wijnvoorraad in de kelder mochten wij niet komen.
Hans was, naast op wijn, ook gek op boeken, vooral op die van mij. Maar uit zíjn boekencollectie mochten wij niets lezen.
Hans sleepte – ondanks het ingestelde verbod op vrouwen in huis – hordes vriendinnen mee naar zijn kelderkamer en palmde de onzen ook nog even in, als het kon. Maar zíjn liefjes mochten wij niet aanraken.
Hans leefde graag op mijn kosten. Ik nam het – ‘goede vriend’ zijnde – voor lief. Ging het gewoon goed met Hans, was hij in geen velden of wegen te bekennen. Had hij weer eens een relatie, telde niemand anders meer. Zeker ik niet. Weg vriend, weg huisgenoot, weg huur, weg interesse. Lang leve de lol. Het YOLO-gevoel.
Maar altijd als Hans in monetaire of andere belemmerende ellende zat, was onze leefgemeenschap weer goed genoeg. Had hij geen fatsoenlijk hoteldak meer boven zijn hoofd, omdat zijn schrijverij het financieel rendement van een windei had, kwam hij weer ‘thuis’. Niks Oegstgeest; terug naar de warme commune, waar liefdevol voor hem gezorgd werd. Het Zwitserleven-gevoel.
Enfin. Vanaf het moment dat hij, samen met de overige heren, definitief mijn huis verliet, vernam ik niets meer van Hans. De promotie van zijn laatste boek, de tour de la bookshops en zijn nieuw(st)e vriendin, dat alles slokte hem klaarblijkelijk helemaal op.
Driekwart jaar lang niets. Nada. Noppes. Geen enkel teken van enig al dan niet voortvarend aards bestaan. Op mijn zoveelste navraag of hij überhaupt nog ademde, kreeg ik eindelijk, na drie weken, een summier antwoord: “Weet ik niet. Drukdrukdruk”. Naar míjn wel en wee informeren was blijkbaar al teveel van het goede.
Tot gisteren.
Out of the blue kreeg ik – en ik schrok er zowaar bijna van – ineens wél een whatsapp van Hans. “Hé Denis, vriend, hoe gaat ie? Zin om een keer bij te kletsen?” En als Hans vraagt hoe het met míj gaat, dan weet ik al hoe het met Hans is.
Hans zat weer eens in de shit. Welke shit wist ik op dat moment nog niet, maar shit it sure was. Nu heeft Hans al sinds jaar en dag problemen met geld (wegens vele veeleisende exen), met drank (dank wijnverslaving) en allerhande moeilijke relaties (met poepverwende paradevrouwen), dus één van die drie oorzaken zou het wel zijn. Of alledrie tegelijk.
Het was ‘t geld. Hans had een béétje teveel uitgegeven en een béétje te weinig verdiend. Onverwacht, natuurlijk. En nu zat hij dus met de hete adem van een paar furieuze schuldeisers alias kroegbazen c.q. hoteliers in zijn nek. Gastgevers die hem van de nodige spiritualiën voorzagen, maar daarvoor niet betaald kregen. Géén ‘lieve’ gastgevers, zoals ik er ooit een was.
“Ach je weet het hè, goede vriend… alcohol: oorzaak van en oplossing voor alle problemen,” wuifde Hans zijn grootste zwakte weg. Of hij niet even een paar duizend euro van mij kon lenen? Want ‘aan een van je beste vrienden in nood leen je toch zeker wel tijdelijk geld?’
Ja. Normaal wel. Deed ik ook altijd. Met alle liefde. Maar ik ken Hans nu beter. Ik ben hardleers en dit was zo’n harde les; ik weet inmiddels hoe Hansepansje met leningen omgaat. Een lening staat voor hem gelijk aan schenking. In een volgend leven betaalt hij dan vást wel terug. Zonder rente.
Maar ik ben niet van de steenrijke reïncarnaties. En ik heb het in dit leven al niet breed. Daarnaast ben ik het vangnet spelen beu. Tijdenlang hang je nutteloos, verlaten en vergeten onder iemands kont, terwijl diegene lustig in de trapezes rondzwiert. En áls hij dan een keer misgrijpt en valt, mag jij ‘m opvangen en meeveren. En word je uitgekafferd als je dat niet doet.
Nee, Hans, helaas. Zo werkt het niet met vriendschap. Ik doe het niet meer. Wat Hansje niet leert, zal Hans ook nooit weten. Het is je eigen, vette schuld. Die moet je dan ook maar met je eigen – nog in dit leven te verdienen – geld afbetalen. Het ga je goed.
Goed zo.