Het is al meer dan twee maanden geleden dat ik hem uit de brievenbus opviste, die brief. Bevolkingsonderzoek voor een vroege opsporing van kanker, stond er op. Dat gaat over darmkanker, wist ik al. Poep opsturen en de uitslag afwachten. Zit er bloed in of niet? Zo ja, verder de medische molen in. Zo nee, over twee jaar een herkansing. Net zo lang tot je 75 bent.
Voorlopig kon hij genegeerd worden, besloot ik. Ik wist toch wel wat erin stond, dus ging hij in de la. Daar kon hij blijven liggen tot de behoefte me te verdiepen in de voors en tegens van deelname onbedwingbaar zou worden. Want verplicht is het niet.
Een paar weken later lag er een dikke paarse envelop in de bus. Zelfafnametest, stond erop. Het werd al concreter. Peuren in poep kwam dichterbij. Die kon dus ook dicht blijven en opgeborgen worden.
De zelfafnametest is een routineonderzoek. Er was geen concrete reden om te denken dat ik darmkanker had. Behalve de juiste leeftijd ervoor. En misschien wat vage dingetjes. Maar die zijn er allang. Als het echt wat was, zou het nu toch te laat zijn.
Een paar dagen terug alweer een brief. O ja die test. Dat bevolkingsonderzoek begon net aangenaam diep weg te zakken in mijn geheugen. Het was een herinneringsbrief. Ze hadden nog geen reactie van me gehad. En als ik echt niet wilde, of ik me dan kon afmelden.
Tja, afmelden, dat is wel meteen heel definitief. Alle schepen achter je verbranden. En dan later misschien: had ik nou toch maar… Ze hadden het eindelijk voor elkaar: ik ging me oriënteren op internet.
13.700 mensen kregen in 2017 de diagnose darmkanker. 5100 mensen overleden er in 2016 aan. Onder mensen tussen 55 en 80 zijn het er jaarlijks gemiddeld 2900. Dat zouden er 2400, 1400 of 700 (afhankelijk van de bron van je voorkeur) minder kunnen worden, dankzij dat bevolkingsonderzoek.
Als de zelfafnametest uitwijst dat er bloed in je poep zou zitten (vijf procent van de ingestuurde tests), is de kans maar liefst 35 procent dat die uitslag niet klopt. En dan ga je toch naar de volgende fase. Dus een op de drie voor niets. Slang in je reet met een camera eraan. Een soort rioolinspectie. Als de zelfafnametest geen bloed constateert, is de kans acht procent dat het er wel degelijk in zit. Maar dat niemand het weet.
Als er bloed in je poep zit en de zelftest faalt niet, is de kans maar acht procent dat het darmkanker is. Het komt er allemaal op neer dat van de tweeduizend mensen die hun poep opsturen er gemiddeld acht darmkanker hebben. Vier promille. Vier op de duizend. Ruim de helft overleefde het ook al zonder dat onderzoek. Daar komt er hooguit een bij, lijkt me. Als ik mijn poep opstuur is mijn kans een op duizend dat ik dat ben.
Volg je hem nog?
Die ene persoon op duizend heeft dan geluk, zou je kunnen denken. Maar je ziet hem al aankomen, voor je genezen bent, heb je heel wat moeten doorstaan. Aan de andere kant, als ze er vroeg bij zijn, heb je kans dat dat meevalt. Maar ongeschonden kom je er nooit uit.
Ik ben wel eens jaloers op landen waar de gezondheidszorg wat minder geavanceerd is. Waar geen bevolkingsonderzoeken zijn. Waar je je niet het hoofd hoeft te breken over de vraag of je je poep in een envelop doet en opstuurt of niet. Waar mensen gewoon doodgaan als hun tijd gekomen is. En daar zonder morren genoegen mee nemen omdat het nu eenmaal niet anders is.
Hoe ouder je doodgaat, hoe slechter je er toch al aan toe bent, meestal. Het geheim van een gelukkig leven is jong te sterven, zei een beroemd filosoof eens. Zijn (of haar) naam is me even ontschoten. Dat zou op Alzheimer kunnen wijzen. Vroegtijdig aan darmkanker doodgaan, maar dan Alzheimer ontlopen, dat heeft ook zijn voordelen. Maar voorlopig zit ik met keuzestress!