
Bron: Pixabay.com
Mijn telefoon meldt twee voicemailberichten. Het is de receptie van het resort waar mevrouw Pasquali en ik een stille winter doorbrengen in onze residentie aan de bosrand (klinkt lekker, niet?). Ik vermoed dat ik al weet waar het over gaat. De foto.
Onze bluesband gaat een optreden verzorgen tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst in januari. Alle tijdelijke en vaste gasten zijn dan uitgenodigd om onder het genot van twee consumptiemunten gezamenlijk het nieuwe jaar in te drinken en her en der kennismakingen te vernieuwen.
En omdat al onze bandleden tot de resort-gangers behoren, is het extra leuk dat wij daar belangeloos een paar nummertjes weg gaan geven.
Zonder enige pretentie… Behalve dan dat we de tent willen opblazen en meegevoerd door golven van uitzinnig enthousiasme onze handtekeningen op elk aangeboden decolleté zullen zetten.
Enfin bandhumor. Die nog een extra lading krijgt als mevrouw Pasquali de doorgestuurde foto onder ogen krijgt die de voorpagina van de flyer gaat sieren. We staan er gevieren op, zoals bands dat doen. Onaangedaan en cool blikken we in de lens, handen in de zakken. Alsof we eigenlijk geen zin hebben in dat geposeer en liever met een ons coke en een lading groupies op een hotelkamer… mits daar thuis niet de doodstraf op staat, tenminste. Een beetje dus zoals oude foto’s van Anton Corbijn, U2 en zo. De zanger zelfs met zonnebril en cowboyhoed.
Strakke prent. En mijn gulp staat open.
‘Je gulp staat open.’ Eeuwige aprilgrap – en niet voor niks. Het is de meest vernederende pose die je in je volwassen leven aan kan nemen. Nietsvermoedend het hoogste woord voeren terwijl je gesprekspartners hun uiterste best doen er geen aandacht aan te besteden. Men geneert zich namelijk even hard als de aanstootgever. Slecht intimi durven schoorvoetend aan te geven dat er iets ‘tocht’.
Ik hoor de uitbundige lach die ik al jaren ken.
‘Zie je dat?’
Ik zie de haarscherpe foto. Het zilverkleurige lipje van de rits bungelt onderaan de opening en tekent zich haarscherp af tegen mijn zwarte broek. En plotseling verspreidt zich een lang vergeten blos over mijn wangen. Het is inderdaad een uiterst lullig gezicht. Zo’n jeugdige senior die een beetje stoer staat te wezen – muzikant weet je wel – en dan met een wagenwijde opening waaruit nog net geen witte pluim gestoken wordt. En ook de organisatie hangt al aan de lijn.
‘Meneer Pasquali.’
‘Ja.’
‘Heeft u het gezien, op de foto, uw… e … gulp.’
‘Ja, mevrouw, maar het is eigenlijk andersom…’
…?
‘De andere leden van de band zijn vergeten hun gulp te openen, dat is zo de gewoonte bij bluesmuzikanten, ruig volkje hoor.’
Het is even stil aan de andere kant van de lijn.
‘Ha ha, die meneer…’
Een nieuwe opname blijkt op korte termijn onmogelijk, de andere mannen zijn niet permanent op het terrein aanwezig. Maar de fotograaf mailt terug, met een bijlage: ‘Heb je gulpje wat verder dichtgedaan hoor jochie, als jij er niet op let doe ik het wel.’
Fotoshop, een wonder!
( voor Dolf)