Ik geef het woord aan het lichaamsdeel dat ons, mannen het dierbaarst zou moeten zijn, maar dat er bij sommigen onder ons bekaaid van af komt.
Wij zijn het zat! Wij jongeheren zijn zogenaamd de trots van onze eigenaren, maar we leiden een droevig leven. Tot slaaf gemaakten zijn we, onze keus is het niet om te pas en te onpas te komen opdraven. We voelen ons uitgebuit!
We willen inspraak want wij hebben ook onze voorkeuren. Hoe vaak wordt niet van ons verwacht dat we ons fier, kaarsrecht en hard als staal komen presenteren voor een vrouw in wier binnenste we nog niet dood willen worden gevonden. Die wansmaak die sommige van onze baasjes tentoonspreiden…
En dat is het ergste nog niet. Soms krijgen we niet eens de kans om een vrouw te enteren. Dan moeten we acte de présence geven voor internetporno. Dan laat meneer de fontein eigenhandig even spuiten.
In plaats van een tantramassage door het zachte vochtige warme binnenste van een vrouw te ondergaan (eenmaal binnen zijn eventuele negatieve indrukken van buitenaf snel vergeten) worden we zo ongeveer verkracht door die haastige ruwe klauwen van hem.
Met een echte vrouw kan het uitdraaien op langdurig genot, kom daar eens om als meneer alles in eigen hand heeft. Haast, haast, haast. Alsof hij niet kan wachten tot alles voorbij is. En ons kostbare met zorg gekweekte kwakje, verdwijnt in de wc of in een tissue.
Als daar dan nog eens wat tegenover stond zou het misschien nog op te brengen zijn. Maar zoals we door die slavendrijver afgemat worden als we moeten presteren, zo worden we verwaarloosd in de vrije tijd die ons vergund wordt. We zitten de hele dag in zo’n zweterig onderbroekje geperst, we kunnen geen kant op en krijgen geen adem.
Het slechtst af zijn jongeheren bij het type man dat de volgende uitspraak bezigt: Goed gereedschap heeft een afdakje nodig! Met zo’n vies lachje erbij. Dat afdakje is het eufemisme voor die angstwekkende massieve donderwolk die zich boven ons heeft ontwikkeld. Die enorme berg vlees die als een zwaard van Damocles boven ons hoofd hangt.
En al gebeurt er niets, vooral de kleinere jongeheren onder ons vallen in het niet bij dat gezwel boven ons hoofd. Goed gereedschap heeft geen afdakje nodig, goed gereedschap heeft recht op een sterrenpodium! Een jongeheer, fier in de lucht gestoken, zou een landmark moeten zijn, het punt van de omgeving dat het meeste opvalt!
Wat moeten we er dan mee dat hij zogenaamd trots op ons is? Kul! Je verwaarloost toch niet waar je trots op bent!? Is het dan een wonder dat we er wel eens de brui aan geven? Dat we het kopje laten hangen. Wij doen ons best als hij zijn best doet. En anders niet!
Daarom trekken wij jongeheren ook onze gele hesjes aan. We doen alles langzaamaan en desnoods gaan we staken voor betere arbeidsomstandigheden. Voor rusttijden, voor een schone werkomgeving en voor inspraak. En dat ze hun woorden waarmaken. Als ze trots op ons zijn, laat het zien. We eisen respect!