Ze zijn niet weg te denken uit de social media: vrouwen die mannen belachelijk maken als ze ziek zijn:
“Echt hè, mánnen! Hebben ze een koutje, doen ze alsof ze dóódgaan! Wij vrouwen [a.k.a. ‘moeders’] ploeteren gewoon voort met 40° koorts, want het kan niet anders. Maar die mannen, bij het minste of geringste liggen ze te steunen en te kreunen, kunnen geen vinger meer verroeren. En maar jammeren. En verwachten dat wij ze wel een kopje thee en een aspirientje aan bed brengen. Nou, als IK ziek ben, moet ik gewoon het huishouden blijven doen, de kinderen blijven verzorgen, de boodschappen halen. Niemand anders die het doet.”
En zo voort.
Wel, lieve dames, ik ben op dit moment een ietwat grieperige man. Iets met die 40° koorts. Ik voel mij dan ook gepast zwakzielig en stervende.
Volgens jullie zieke-man-theorieën zou ik nu dus hele dagen op de bank en in bed moeten liggen. Uitgeteld zou ik geen vin meer verroeren en met een muts op en een sjaal om liggen wachten tot een vrouw mij een kopje groc en een hoestdrankje komt brengen. En de kinderen zouden zichzelf maar moeten redden, want papa is ziek. Waarbij vanzelfsprekend ook conversaties zouden weerklinken als:
“Pap, wat eten we vandaag?”
– “Weet ik veel. Maak maar wat.”
“Pap, wie brengt mij nu naar school?”
– “Kan mij ‘t schelen. Zie zelf maar dat je op school komt. Of niet.”
“Pap, waar is mijn gatenspijkerbroek? Heb je die nog niet gewassen?”
– “Nee troela, kun je niet zien dat ik fataal aan ‘t creperen ben? Dat mijn einde nadert? Wie denkt er dan nog aan de was doen?”
Nou, dames, dat is dus niet zo. Niets van dat alles. Het leven van een zieke papa is precies als dat van een zieke mama. Ik sleur mij om half 7 uit bed, gooi er 2 paracetamols of wat sterkers in, maak ontbijt, slinger de wasmachine aan, breng de kinderen naar school, doe de hoogst noodzakelijke boodschappen. Dan duik ik een half uurtje op de bank. Met laptop welteverstaan: inloggen op ‘t werk, want ook dat gaat gewoon door. Deadlines wachten niet op tijdelijk gevelde schrijfmannetjes. En de baas al helemaal niet. Thuiswerken is immers een privilege voor de zieken.
Tussendoor maak ik het toilet, de wasbakken en deurklinken schoon (want virussen in kinderen kan ik er nu niet óók nog eens bij hebben), zet desinfecterende handgel neer, maak een kippensoepje, werk verder, ruim op, bereid het avondeten voor, hang de was op en haal de kinderen van school (op de fiets, door de sneeuw). Ik maak iets eetbaars, help met huiswerk, breng ze naar bed (zonder knuffels of zoenen) en stort in. Repeat.
En nu het ongelooflijke: dat alles doe ik zonder klagen. Omdat een man dat ook kan. Omdat het moet. Niemand anders die het doet.