Het is een spel. Tweeëntwintig mannen (of vrouwen) die achter een bal aan rennen, om die bal in het doel van de tegenstander te krijgen. Of alleen bezig zijn de tegenstander te verhinderen dat te doen. Een spel dat 90 minuten duurt, waarna ieder zijns weegs gaat, weer naar het eigen leven.
Wat is er zo fascinerend aan die ronde bal, het groene gras, die twee palen met een lat erop, dat zovelen van ons in de greep houdt? Zodanig, dat velen er goed geld voorover hebben om zoveel mogelijk wedstrijden te zien, het liefst live?
Om maar even de ultieme voetbal-quote aller tijden erbij te halen: “voetbal is geen kwestie van leven en dood. Het is veel belangrijker dan dat,” zoals Bill Shankly ooit zei. Voor velen is dat ook zo. Zij identificeren zich met hun club, dragen het shirt of andere zaken die precies duidelijk maken bij wie ze willen horen. Ze staan in gedachten op met hun club, en gaan er mee naar bed. Ook al ligt er nog iemand anders in dat bed.
Winst of verlies, zeker tegen een aartsrivaal, is inderdaad een kwestie van leven of dood. Maar het is ook een kwestie van geld. Véél geld.
Er is veel veranderd in het voetbal. Niet in de laatste plaats door ene Jean-Marc Bosman, een modale voetballer die waarschijnlijk volledig anoniem was gebleven als hij niet in 1990 een rechtszaak had aangespannen tegen zijn oude club toen die toch een transfersom claimde, ondanks het feit dat het contract afliep. Hij won, waardoor alle voetballers vrij zijn om te gaan en staan waar ze willen, als hun contract afgelopen is.
Wie dacht dat dit het einde zou betekenen van hoge transfersommen, die kwam bedrogen uit. Bizarre sommen geld worden nog steeds betaald, ook als het contract van de betreffende speler nog maar één of twee jaar doorloopt. Als je even geduld hebt, bespaar je miljoenen. Maar geduld hebben spelers en clubs niet.
De miljoenen liggen voor het oprapen. In het ene land meer als het andere. De giga-bedragen die clubs in de Premiership krijgen voor de televisierechten, daar kunnen clubs in Nederland of België alleen maar van dromen. Het halen van de Champions League, het voetbalwalhalla voor clubteams, is al een hele toer.
Dé manier om te overleven, om het miljoenenspel enigszins mee te kunnen spelen, is voor deze clubs het verkopen van spelers. De miljoenen die daarmee bijeengeharkt worden, zijn broodnodig. Om het hoofd boven water te houden, of om in het spoor te blijven van de grote clubs. Clubs met een rijke geldschieter, of clubs die zo groot zijn dat ze mogen blijven kopen, ook al hebben ze schulden die net zo groot zijn als de club zelf.
Dus gaat Frenkie de Jong voor het duizelingwekkende bedrag van 75 miljoen euro van Ajax naar Barcelona, en niet naar Paris Saint-Germain, zoals eerst sprake van was. Dat was een trucje, om de prijs in het miljoenenspel nog wat op te voeren. En zo geschiedde.
75 miljoen, het is niet te bevatten. Is Frenkie echt zo goed? Het maakt eigenlijk niet uit. Om anderen voor te zijn, en omdat 75 miljoen voor een club als Barcelona niet eens veel geld is, wordt er achteloos met geld gesmeten. Geld wat volgens mij toch nuttiger besteed kan worden.
Zo is Frenkie nu de man van 75 miljoen. Ooit, in een ver verleden, was er een man van 6 miljoen. Steve Austin, de hoofdpersoon uit de gelijknamige tv-serie, was zwaargewond geraakt. Zijn rechterarm, beide benen en zijn linkeroog werden vervangen door bionische implantaten. Een operatie die zes miljoen dollar kostte, een enorm bedrag in de jaren ’70. Maar dat was tenminste nog een soort kunstmatige superman.