Nadenken over jezelf is geen geweldig aangename bezigheid. Totaal niet. Toch doe ik het redelijk vaak. En dat doet soms best pijn. Maar… het is een lékkere pijn, die pijn van je onvolkomenheden tergend langzaam de revue laten passeren. Het prikkelt en steekt. Hard. Net alsof iemand zijn beide handen om je pols wringt en ‘prikkeldraad’ doet. Als te strak aangetrokken handboeien.
Ik doe het niet vaak, dat masochistische reflecteren op de persoon die ik ben. Maar eens in de zoveel tijd heb ik het gevoel dat het nodig is. Dan gesel ik mijn rug met de fictieve zweep der zelfkastijding. Klats, klats!
Waarom dóé je dat in godsnaam, vraag je?
Om mijn positie in de wereld te kennen. En vooral: te herkennen. Om weer met beide voeten op de door mijzelf omgeploegde, maar inmiddels verschraalde ondergrond te kunnen staan. Om de verlepte, half vergane bladermoes die er bovenop ligt, aan de kant te trappen.
Waaróp reflecteer je dan, wil je weten?
In eerste instantie op mijn prestaties. Op het werk: lever en presteer ik nog dat, waaraan de baas waarde hecht en waar hij mij voor heeft aangenomen? Ik kijk naar mijzelf als huisman: hoe doe ik het als vader en vriend? Is het thuis dat ik bied, thuis voor iedereen die belangrijk voor me is? En zelfs bedprestaties ontbreken niet (hoe komt het dat Marije wel kwam en Sonja net niet kon komen bij vergelijkbaar lik- en prikwerk?).
Feiten, futiliteiten, kwaliteiten.
Maar ik werp ook een blik op mijzelf als persoon. Met al mijn vuige karaktertrekken en allerhande politieke en levensbeschouwelijke opvattingen. Als ik die opvattingen regelmatig herzie en bijschaaf, pas ik beter in het priegelige universum dat ik voor mezelf gebouwd heb. Ben ik wel de vent die ik denk dat ik ben?
Calamiteiten, intensiteiten, prioriteiten.
Zo noem ik mij nog steeds ‘De Verlaten Man’. Niet dat ik daar al te vaak over nadenk; de ware verlating is immers alweer bijna 5 jaar (een lustrum!) achter de rug. De wanhoop van toen ze ging, heeft plaats gemaakt voor trots als ze komt. Om de kinderen op te halen, natuurlijk. Het andere komen doet ze bij andere mannen. En ik bij andere vrouwen. Maar ik blijf alleen en ooit in een ver verleden verlaten. En dat is goed zo. Het heeft me tot een enkeling, tot Denis gemaakt.
Pas als je jezelf regelmatig van een afstand bekijkt, zie je de rondes die je rent in een steeds gekker wordende wereld. En pas als je die rondjes ziet, kun je ze groter maken. Of onderbreken. Rechts of links afslaan op een nog ongelopen weg, waarvan je voorheen niet eens wist, dat je hem nog niet gelopen had. Helaas merk ik steeds weer, dat mijn uitgesleten rondes mij prima bevallen. Oók de rondes in verlatenheid. Ik ben en blijf mijn eigen wereld. Tao ten top.
Kijken naar jezelf. Het kan behoorlijk steken, maar het gevoel van climaximale tevredenheid dat er – als je ‘t grondig doet – op volgt, is bijna net zo fijn als een waar hoogtepunt.
‘t Is al goed. Ik zet de rum weer op de plank. Naast de lust. En naast de zweep.