Er zijn tijden dat je niet meer weet waar je het zoeken moet. Dat je diep ongelukkig door de straten dwaalt, met je handen in je zakken gestoken en je hoofd diep in je jas. Op zoek naar een lichtpuntje. Iets dat je de hoop geeft om door te gaan. Een arm om je schouder die je beschermt, niet alleen tegen de gure elementen, maar ook tegen de eenzaamheid van het bestaan. Die tijden ken ik. Ik kan daar mee dealen. Ik weet precies hoe diep het gat van een depressie kan zijn. Ik kan daar ook zelf uit klauteren. Maar ik weet niet wat te doen als het goed gaat. En het gaat al een tijdje goed. Het komt ook door jou.
Dat is voor mij lastig. Ik ben gewend aan tegenslagen, dus wanneer het meezit weet ik niet zo goed wat te doen. Als ik niet oplet doe ik aan zelf-sabotage om maar weer wat te doen te hebben. Het is lastig wanneer het goed gaat. Ik word er zenuwachtig van. En elke keer als ik niet meer weet waar ik het moet zoeken, dan zie ik je. Je bent gewoon in de buurt en dan wordt het vanzelf weer rustig. Het komt mede door jou.
Soms is het alsof we allebei planeten zijn en onze banen elkaar maar twee keer per dag kruisen. ‘s Ochtends snel, vluchtig en gehaast en in de avonden wat langer, maar uitgeput. Want vergis je niet, in de korte tijd dat we elkaar kennen is mijn leven wel om jou gaan draaien. Door er gewoon te zijn ben je mijn constante, mijn rustpunt. Het epicentrum van waar ik verdwaal tot ik je weer vind. Het gaat moeiteloos, samen op vakantie, eten of gewoon lam bankhangen. Er is geen strijd of competitie omdat we elkaar complementeren. We kunnen ons eigen ding doen en toch samen zijn. Het komt door jou.
Wanneer we niet als planeten draaien maar juist als kometen botsen, dan is het nog fijner. Dan weet ik soms niet meer waar jij ophoudt en ik begin. Dat het nu zo goed gaat komt door keihard werken, tot laat studeren en herhaaldelijk hard op mijn bek gaan. Dat moge duidelijk zijn. Dat ik er zo van kan genieten, dat komt door jou. Dank je lief.