
Bron: pexels.com
Zitten. Mooie zaal, fijne plek, geweldige akoestiek, legendarisch concert, buitencategorie. Hier en daar hoor ik liefhebbers die er ter plekke mee op willen houden en hun gitaar te koop aanbieden…
Ruim op tijd voor de laatste trein terug. Dus nog even bier. Dan terug door Hoog Ca… Dicht!
Ook de tweede ingang, een blok, verder is hermetisch afgesloten. We vragen de weg. Iemand wijst naar voren, een ander naar achteren. Een dwaalroute door nachtelijk Utrecht volgt. Die leidt naar een enorme tochtige brug over het sinistere spoorweg emplacement. Omlopen… en weer om. Nog drie minuten, waar is spoor 12A
23.50 uur. Gehaald. Uitgezwaaid. “Hè, hè, was gezellig pa, app even als je er bent.”
Even uitpuffen en daar gaan we weer. Iedereen in de coupé heeft een eigen bank in beslag genomen en kijkt neutraal weg van de binnenkomers of staart naar een schermpje.
“U dacht zeker: als ie maar doorloopt, maar ik ga lekker hier zitten.”
De man naast me pakt de bal gelukkig op. Voor ik het weet, zitten we bij turnen, oude Indische oma’s en hun recepten, Giethoorn, sloepen, muziek en is het weer gezellig ouwehoeren.
De verhalen liggen op straat.
Even verderop in het belendende rijtuig barst een voltallig meisjesdispuut luidkeels uit in verjaardagsliederen. Er worden slingers opgehangen, flessen ontkurkt, dansjes gedaan.
Even later komt de conducteur mismoedig naar binnen slenteren en mompelt: “Dat daar is een stiltecoupé.”
“Ga dan handhaven,” klinkt hier en daar.
“Met zoveel vrouwen zeker,” antwoordt hij.
Mijn blik glijdt even langs het raam. Station Putten glijdt voorbij.
Putten?! Onrust bekruipt me. Putten… Daar ben ik op de heenweg toch niet langs geweest?
“Komen we zo nog bij Nijkerk?” vraag ik tegen beter weten in.
“Nee, dat hebben we net gehad. Deze gaat tot Harderwijk.”
“Er gaat vast nog wel een laatste stoptrein terug.” Bemoedigende woorden klinken.
De deskundige in uniform haalt me uit de droom: “Tja, die vertrekt 5 minuten voordat wij aankomen, had u de intercom niet gehoord?”
00.40. Ik sta in de gierende wind op het perron van Harderwijk. Steenkoud en verlaten. Taxi gebeld. Geliefden geappt… smileys met tranen van het lachen… en: “Je moet niet altijd zoveel lullen…”
De Nederlands/Marokkaanse chauffeur bezingt op de terugweg de schoonheid van zijn vaderland en ook het ruimhartige sociale vangnet hier. Goed geregeld, hij blijft altijd hier, behalve twee maanden vakantie, dan daar beter. Mijn vorm is te sterk afgenomen om het nog over heikele onderwerpen als integratie en jonge bontkraagjes te hebben. Gewoon naar het station, auto halen en naar huis…
Inmiddels tikt de meter in razend tempo door. Live volg ik hoe ik leegloop.
“Als u contant betaalt,” zegt hij met een grijns, “doe ik 8 euro van de prijs af.” Als het in mijn voordeel is, verdampen principes als sneeuw voor de zon.
02.00 uur. Thuis. Mevrouw Pasquali heeft de ge-appte video’s gezien en onze tekstjes gelezen.
Nog een klein wijntje?
Voor het naar bed gaan kijk ik nog even naar buiten, regen, de oprit, onze auto… er brandt licht binnen. Licht? Dat kan niet, die lampjes doven altijd als het portier gesloten is.
Nu niet.
Een half uur en veel gepruts later. Nóg niet.
Gevolg: morgenochtend accu leeg.
02.30 uur. ANWB bellen. Probleem presenteren, mag ik uw kenteken. Nee u hoeft nu niet te komen, ik wil alleen advies. Dat snapt ze, maar toch even kenteken. Waarom kan ik dat nooit onthouden? Weer naar buiten.
In de wacht: “U wordt zo spoedig mogelijk…”
“Tja we komen niet verder dan nog eens starten, goed afsluiten en een kwartier wachten. En anders belt u morgen de wegenwacht.”
03.00 uur. Er staart midden in de nacht een zonderling uit het raam naar de regen en naar een auto die voor de deur staat.
03.15 uur. UIT! ZE GAAN UIT!
03.30 uur. Liggen… eindelijk liggen.
03.45 uur. “Zeg, heb je de deur wel op het nachtslot gedaan…?”