
Bron: Pexels
Soms heb je van die dagen. Ik had vandaag zo’n dag.
Een dag waarop klanten hun rekeningen weer eens niet hebben betaald en jij wel je belastingen moet afdragen. Een dag waarop je even bij T-Mobile binnenwandelt voor een abonnementsakkefietje en op dat moment hun hele computernetwerk eruit knalt. Een dag waarop je onderweg ergens je leesbril verliest en ook nog eens, na het rechterpootje nu ook het linkerpootje van je dure Ray-Ban zonnebril naar de Filistijnen gaat.
Voor minder dan dit was ik normaal gesproken allang rechtstreeks de kroeg ingedoken, maar ben nu toch maar doorgefietst naar Appie, voor een paar simpele boodschapjes. Drie rooie pepertjes, stukje spek, een pot bruine bonen en een plastic bakje (een bosje bestaat blijkbaar niet meer) selderij. Van dat groene gerei. Lijkt op onkruid, ruikt beter.
Maar achteraf had ik dus toch beter de kroeg in kunnen duiken.
Wij wonen tussen twee Appies in. Eén echte en zo’n franchiser. Die laatste heeft al geruime tijd een structureel voorraadprobleempje en lijkt meer op een Aldi uit 1945, dan op een hedendaagse supermarkt.
Kom er niet voor een simpel iets als een bosje bosui (kan vanwege de naam niet in een plastic bakje) of andere vrij basale producten, want vaak (té vaak) grijp je mis. “Goh ja, waarschijnlijk vergeten te bestellen”, zegt dan zo’n ‘dom kuuk’n’.
Vandaag was ik bij die echte. Zo’n filiaalbedrijf waar je dan zo’n 60% van alle ingrediënten uit de Allerhande kunt kopen. Maar vandaag was echter de dag van Allesanders.
“Jongedame, mag ik je iets vragen?” vroeg ik aan een AH-meisje dat al ongeveer een minuut op haar knieën aan het staren was naar drie verschillende soorten maaltijdsalades en blijkbaar de verschillen maar niet kon ontdekken.
“Heb jij tussen al die kratten hier in het gangpad, er toevallig ook eentje staan gevuld met selderij?”
“Wat bedoelt u?”
“Groene takjes met blaadjes, daar uit dat koelvak, naast de peterselie en zo. Kruiden”.
“Euh… ik vraag even mijn collega”.
Ze bedoelde daarmee een jongen, die net als zij, ook heel erg stond bij te vullen. Want dat doen ze tegenwoordig vooral bij Appie: de hele godganse dag, van vroeg tot laat, zeven dagen per week, vakken vullen. Je breekt je nek over al die kutcontainers en over de vloer kruipende pubers die de schappen aan het bijvullen zijn met producten waarvan ze nog nooit hebben gehoord.
Da’s de nieuwe lean & mean logistiek van Appie. Betekent: jou het bloed onder de nagels vandaan halen door met die containers je enkels aan gort te rijden, zodat je je boodschappen vervolgens lekker online gaat doen. En zij die supermarkt als logistiek centrum kunnen gebruiken.
“De bleekselderij ligt hier, maar we hebben ook nog gedroogde”(?), zei de jongen vriendelijk en serieus.
“Ik wil graag selderij. Kijk, die hoort hier te liggen. In dit grote, lege vak, naast de peterselie. Lijkt een beetje op brandnetels”.
“Oh, dat is waarschijnlijk uitverkocht”, was de verrassende constatering van de jongen.
“Misschien dat het in één van die 386 zwarte kratten ligt, die hier in het gangpad opgestapeld staan”, zei ik. “Ik zie in de derde krat van boven in de linker stapel wel de koriander liggen, dus het zal mij niet verbazen dat ook de…”.
Bij het woord ‘koriander’ werd ‘t het meisje teveel. Zoveel informatie in één keer kon ze blijkbaar niet aan. Ze tilde samen met een derde collega (die het ook allemaal niet wist) twee van de 386 kratjes op en zei vervolgens: “Nee, zit er niet tussen. Ik denk dat het gewoon veel verkocht is vandaag”.
De overige boodschappen heb ik vervolgens niet meer kunnen vinden, omdat ik de weg inmiddels al volledig kwijt was. Het kon mij allemaal niks meer schelen. Ik was mijn Bonuscard ook al vergeten, merkte ik.
Een echte kutdag, dus.
Ik vermoed dat de selderij intussen alweer in het koelvak ligt; achter het kaartje “platte peterselie”.
Geen beter vermaak dan leedvermaak
En tis om een gewone winkel op te zoeken.