Het is alweer twee jaar geleden dat je gestorven bent. Al best een lange tijd, maar het voelt niet zo. Dat is het lastige aan het geheugen, dat geen rekening houdt met tijd en dimensie. Het bestaat, dwars door alle universele natuurkundige wetten heen.
De dagen vliegen voorbij. Serieus, alsof de tijd een maalstroom is waarin alles versnelt. Er is veel gebeurd man, maar de aarde draait nog steeds om de zon en dankzij de zwaartekracht slingeren we er niet van af. Dus het maakt niet zoveel uit wie de verkiezingen wint.
Het begint weer lente te worden. Ik zou willen dat je het kon ruiken. Tussen de dieselwalmen door pak ik ineens een neus vol plantensperma op de A2. Meteen niezen van de pollen. Terwijl de lucht zwanger lijkt van de regen, belooft het zielige zonnetje achter de wolken warmte. Het is je favoriete weer. Het kan nog alle kanten op, namelijk.
Je huis is verhuurd aan een ander. Je rolstoel terug naar de zorgverzekeraar; die gaat weer de roulatie in. Er zijn weinig tastbare dingen om onze herinneringen op vast te pinnen. Je trui hangt ingelijst in de kroeg, zo ben je er toch altijd bij. Dat bleek maar weer tijdens de wintersport. Daar werd je ineens, keihard onverwacht, publiekelijk gemist.
Maar als ik eerlijk mag zijn – en ik denk dat we dat inmiddels wel kunnen zijn tegen elkaar – dan heb je me meer gegeven dan ik terug heb kunnen geven. Dat is iets wat me steekt.
Goed, we deden je boodschappen, maakten je huis schoon, kwamen vaak langs toen je in het ziekenhuis lag en hebben je kat en je moeder opgevangen. Dat is waar. Maar wat je voor mij hebt gedaan, zonder het te weten misschien, is veel zwaarder. Je gaf me de hoop om door te gaan. Ik lag in een vechtscheiding en ik was al begonnen aan de volgende relatie, een kansloze missie. Je motiveerde me om wat te maken van mijn leven, ook al zat het echt even tegen. Je relativeren, dat mis ik, omdat al mijn problemen gewoon minder belangrijk waren dan adem halen. Het gewoon bij elkaar zijn omdat je even niets beters te doen hebt. Tijd verdrijven terwijl we aan het gamen zijn. Gewoon even niets bijzonders. Ik mis het.
Ik mis niet alleen dat, ik mis je oprechte interesse in de wereld om je heen. Je verbazing, je nieuwsgierigheid, je onzelfzuchtigheid, het totale gebrek aan schaamte wat gruwelijk ontwapenend was voor een ieder die dat aanschouwde. Je kracht. Je doorzettingsvermogen. Je warme persoonlijkheid. Ik mis dat soms allemaal ineen. Dat knalt dan naar binnen. Ik implodeer. Dan trek ik het heel even niet meer dat je dood bent. Dat het niet meer terugkomt.
Wat ik nu merk, is dat het verdriet plaats heeft gemaakt voor trots. We zijn allemaal trots op jou. We zijn er fier op dat we je hebben gekend. We delen anekdotes terwijl we lachend huilen of huilend lachen, het is maar net hoeveel drank erin zit. Zoals wijn die beter wordt naarmate die rijpt, zo worden de herinneringen zachter. Misschien vergeven we onszelf ooit voor dingen die we niet gezegd hebben toen je ze nog kon horen. Misschien ook wel niet.
We missen je allemaal man, maar we zijn blij je gekend te hebben.
mooi! zo voelt dat ja.