Dit schrijven draag ik op aan alle moeders die niet meer onder ons zijn en aan iedereen die van hen houdt en hen mist.
Vandaag, 17 mei was ze me voor, mijn zus. Op deze dag bellen we altijd even met elkaar, om te zeggen dat we aan elkaar denken. Elk jaar halen we dezelfde herinneringen op aan 17 mei 2000, de dag dat onze moeder overleed in het ziekenhuis in Deventer. Onlosmakelijk verbonden met haar heengaan, is de nasleep van de vuurwerkramp in Enschede. De dagen voor haar dood werd het ziekenhuis in Deventer gebruikt om slachtoffers van de vuurwerkramp onder te brengen, omdat Enschede vol zat. Een chaos, gonzend door de gangen van het hospitaal.
Al 19 jaar lang is ze er niet meer. We waren gehard en door de wol geverfd, toen het moment daar was. Als chronisch nierpatiënt is mijn moeder in onze jeugd al een paar keer opgegeven door de medici, maar elke keer wist ze weer op te krabbelen. Op de bewuste dag in 2000 wisten we dat het dit keer echt zover was, geen weg terug. Het voelde als een verlossing, voor iedereen. Dat was het uiteindelijk ook, vooral voor haarzelf.
De fakkel is doorgegeven
Ik ben geen man die fotolijstjes in huis heeft staan met foto’s van overledenen. De dierbaren die er niet meer zijn, zitten in mijn hart. Ook vier ik geen verjaardagen van gestorven mensen, simpelweg omdat er niets te vieren valt. Jarenlang heb ik met hetzelfde gevoel rondgelopen op 17 mei, denkend aan ma. Herinneringen aan een liefdevolle opvoeding, een warm nest en een gezinsleven doorspekt met lekker eten en drinken, gezelligheid en humor. Terugkijkend op haar sterfdag, voelde ik dan elk jaar diezelfde opluchting. Het was goed zo. De laatste jaren echter en dit jaar helemaal, is mijn gevoel daarover veranderd. Een zwaarder gemoed, terugkerend verdriet, of beter gezegd, verdriet in een nieuwe vorm, anders dan toen. Heeft dat te maken met het feit dat zij de 55 net niet heeft gehaald (21 mei) en ik dit jaar de 50 hoop aan te tikken? Ik denk het. Het voelt in ieder geval alsof de fakkel is doorgegeven.
Kun je de dood van een dierbare “parkeren”?
De dood hoort bij het leven, uiteraard. Vroeger dacht ik dat je, naarmate je zelf ouder wordt, de dood van je ouders gewoon ergens “parkeert”, omdat ouders nu eenmaal sterven. Dat, wanneer je zelf kinderen hebt, je automatisch je eigen ouders minder of niet meer mist, omdat die fakkel doorgegeven is. Even leek het daar ook op. Maar vandaag niet. Het maakt blijkbaar niet uit hoe oud je bent, het gat dat het overlijden van een ouder of beide ouders slaat, is niet op te vullen.
De vraag is alleen: op welke momenten loop je om dat gat heen en op welke momenten val je er weer even in. En natuurlijk: hoe snel kom je weer aan de oppervlakte, als je erin zit. Zorgen komen naar boven, over mijn eigen gezondheid en over die van mijn vrouw. Als één van ons er niet meer is, of allebei niet meer, hebben we dan voldoende meegegeven aan onze meiden? Zijn ze (eigen)wijs genoeg om zelfstandig door het leven te gaan? Ik denk van wel. En wat vind ik van mijn eigen leven, tot nu toe? Als ik er een cijfer aan moest geven, dan kreeg mijn bestaan op dit moment een 8. Best een goede score, al zeg ik het zelf.
Vandaag proost ik (alcoholvrij, dat wel, laat ma het niet horen) op mijn moeder. The best ever.
Cheers,
Jan.