
Bron: Pixabay
“Ik snap de meisjes niet meer,” zegt de jonge klant naast mij.
Hij doelt op een meisje dat net extreem gestrest aan de balie kwam wiebelen.
“Jongens zijn net zo gestrest hoor,” antwoord ik, vaderlijk. “Nee, ik bedoel die laag plamuur op hun gezicht. Ik snap dat niet. Alsof alle meisjes van de lopende band komen. En alsof ze de dikte van hun wenkbrauwen hebben geïnspireerd op Bert van Sesamstraat.”
Ik moet er een beetje om lachen.
De jongen begint echter pas.
“Maar echt. Serieus. Als ik een pop wil, koop ik wel een Barbie.
Als ik mijn kamer opnieuw wil verven hoef ik tegenwoordig alleen maar een willekeurige puber tegen de muur aan te schuren.”
Van die opmerking moet ik een beetje poepen.
Het voedt de snoodaard alleen maar.
“Meisjes met plamuur op hun hoofd. Ik kan er niet meer tegen.
Het zit er zó strak op dat je niet eens meer kan zien of ze daadwerkelijk arrogant zijn, of dat ze gewoon niet zo goed zijn met de mascarakwast. Ieder meisje wil tegenwoordig lijken op van die influencers, maar die lijken alleen maar op de filters die ze op hun telefoon hebben.
Of, als ze wat geld hebben, op de fillers die ze hebben laten implanteren. Maar zo’n airbrush-hoofd is toch niet om aan te zien.”
Nu weet ik het wel.

Foto: Pascal Vugts
“Weet je wat wél leuk is?
Als je met zo’n meisje bezig bent, heel hard roepen: ‘Ik kan je niet horen, want er zit een banaan in je mond’.”
Ik blijf stil.
“Je weet wel, van Bert en Ernie? Vanwege die dikke wenkbrauwen? En de banaan is dan een stijve lul?”
En hij lacht er nerveus bij.
Ik grom alleen maar, norsig.
Een tweede meisje komt aan de balie.
Op haar gezicht zit niets anders dan een glimlach. Ik beantwoord alle vragen die ze stelt, en de jongen naast mij glimlacht nerveus naar haar.
Als ze tevreden wegloopt, begint de jongen weer.
“Kijk, dat vind ik nou een mooi meisje. Je blik wordt tenminste direct op haar ogen geworpen, en niet op die kastlades die tegenwoordig boven de ogen hangen.”
Zijn blik plaatst hij hoopvol naar mij toe.
“Goed gereedschap hangt onder een afdak, maar als die vrouwen net zo’n donker afdak tussen hun benen hebben zitten, dan ben ik er wel klaar mee.”
En de jongen blijft mij vol verwachting aankijken.
Ik reageer stoïcijns.
“Padaboem, pats!” probeert de jongen nog.
“Joh, voor hetzelfde geld praten de dames net zo negatief over jouw weggeschoren hoofdhaar. Of over je gebleekte tanden. Niets zo oppervlakkig als opmerkingen over het uiterlijk,” doceer ik.
Met rode koontjes rekent de jongen af.