Voor mijn 200e blog (zie vorige week) heb ik heel even gespeeld met het idee om maar eens voorzichtig ‘uit de kast’ te komen. Te zeggen wie ik werkelijk ben, in het echte, levendige – en deels levenloos voor zich uit lamenterende – leven. Want met enige regelmaat heb ik dames (en heren) in de privé-berichten die wel een keer koffie willen drinken. Of iets anders. Maar in ieder geval meer willen weten.
Enfin. Dat ik een enkeling ben, was al duidelijk. Dat ik géén Enkeling ben, ook. Ik ben echter wél een Denis (inclusief voor de hand liggende koosnaampjes als ‘De Penis’), inclusief de twee bewuste kinderen, die nog steeds veel blogstof voor en in mij op doen waaien. Dat ik gescheiden (verlaten!) ben, moge onderhand ook wel duidelijk zijn. Dat Nick en Simone in den echtheid anders heten, was eveneens te verwachten; ik ben weliswaar een sporadisch wrede vader, maar zó wreed nu ook weer niet.
Maar… wat doet het er eigenlijk allemaal toe? Wat is er nu zo belangrijk aan ‘echt en oprecht’ zijn? Ik bén echt. Van vlees en bloed, met bekennende vrienden en onbekende vijanden. Weliswaar opererende onder een pseudoniem, maar zelfs de beste en meest succesvolle schrijvers maken daar gebruik van.
Neem een Multatuli of een Piet Paaltjens. Of Anna Enquist. En niet te vergeten: Richard Bachman. Dat was de naam die mijn grote idool, Stephen King, meermaals gebruikte voor zijn meest duistere, gestoorde verhalen en boeken.
Het gebruik van een pseudoniem kan een simpele literaire strategie zijn. Omdat je onbekend wilt blijven en dus een schuilnaam nodig hebt, of omdat je te verlegen bent. Of vanwege schaamte over datgene wat je schrijft; vrees voor mogelijke reacties en kritiek. Sommigen zien het eerder als literair of artistiek snobisme; ijdelheid in combinatie met de drang zich middels een interessante(re) naam te onderscheiden.
Voor mij is het eigenlijk niets van dat alles. Ik schaam mij niet. Ik ben slechts lichtelijk verlegen. Ik hoe niet per definitie onbekend te blijven en ijdel ben ik ook al niet. Ik ben slechts die Enkeling die zijn omgeving wil beschermen tegen woordfanatiekelingen en zuur volk. Mijn kinderen dus. En mijn werkgever. Mijn naasten. En niet te vergeten; mijn nieuwe vlammen en – al dan niet uitgedoofde – dates. Ik wil koste wat kost vermijden dat zij aangesproken worden op wat ik online uitkraam.
Als ik uit de kast zou komen, zou ik niet meer vrij kunnen schrijven vanwege angst om mijn liefsten. Ik zou mijzelf moeten censureren, mijn werkelijke zijn moeten ontkennen. Dan zou ik pas echt niet meer echt zijn. En dan is de lol eraf.
Daarom blijf ik lekker in die comfortabele pseudo-kast. Met versluierd én versluierend licht. Linker kastdeur op een kiertje, rechter kastdeur dicht.
Had ik het ook maar gedaan… :/
Al mijn oude blogs of-line moeten halen omdat iemand zich niet met mij geconfronteerd wilde worden. Blogs, gewoon over mijn leven, mijn gedachten…
Maar ja, het schijnt dat een mogelijke werkgever zich ook stoort aan schrijvende familieleden
Of ze zocht gewoon een excuus 😉