Negen uur ‘s ochtends. Wegens thuiswerkdag én zware avond ervoor (nachtwerk met een doodslijntje) lig ik nog in mijn bed te rotten. Na gedane arbeid mag dat.
De deurbel. Ik twijfel of ik open zal doen. Uiteindelijk kijk ik – uitgedost in shabby slaapshirt en boxer – met slaperige ogen door een zo klein mogelijke kier.
“Hallo meneer! Wat fijn dat ik u thuis aantref!” Het enthousiasme van deze boom van een vent, met een knoest van een neus en een aandoenlijk uitpuilend documentenmapje onder de arm, toetert in mijn oren. De aanblik van deze deurleurder in de zon is ronduit verblindend. Ik knipper een keer, probeer zo geïrriteerd mogelijk te kijken en zeg lekker nors niks.
“Ik ben van de NMN, de Nieuwe Milieubeschermers Nederland [gefingeerde naam], en ik wil graag even met u over uw footprint praten!”
“Maat 44. En nee. Ik ben doodmoe, want net terug van mijn nachtdienst [leugentje om mijn bestwil], dus u zoekt maar mooi even een andere voetafdruk om te bedisselen. Dag meneer.”
Hij doet nog een poging tot spreken, maar ik ben sneller: de deur zit alweer dicht.
Woest stamp ik – klaarwakker – weer naar boven. Dat ik daarvoor mijn bed uitgekomen ben. Wat bezielt die man om 9 uur ‘s ochtends bij wildvreemden aan te bellen voor voetprintdiscussies? Hoopt hij op dat tijdstip hoofdzakelijk werklozen, meegaande huisvrouwenmensen en liefdadige, gepensioneerde ouwetjes aan te treffen? Mensen die wel in zijn voor een gezellig gesprekje, maakt niet uit over wat? Mensen die makkelijk te porren zijn voor een maandelijkse donatie aan wéér een nieuwe milieu- en klimaatbeweging met één lid?
Gestoord word ik van al die colporteurs die steeds maar weer aan mijn deur komen rammelen. Vroeger had je enkel Jehovah’s getuigen, Jantje Beton en het Rode Kruis. Dat viel nog te behappen. De één wilde je een god aansmeren, de ander postzegels en de laatste een levensreddend donateurschap. Prima. Die Jehovah’s waren zelfs best amusant; discussies over goden en wereldondergangen zijn best te pruimen als je wat tijd teveel hebt. En wat het Rode Kruis allemaal deed, zag je regelmatig op straat, dus nam je die geldhengelaar maar voor lief.
Maar nu is het bar en boos. Amnesty International, het buurthanghonk, Greenpeace, Milieu- en klimaatverbeteraars, padvinders, anti-allergie-stofzuigerverkopers, voetprintanalisten, groene-energie-leurstudenten, slimme-meter-slijters, allemaal willen ze dat je je steentje bijdraagt voor een – in hun ogen – betere, smartere en schonere wereld. Al is het maar 2 euro per maand. Onopzegbaar. En onontkoombaar, want wens je niet bij te dragen, geef je klaarblijkelijk geen sikkepit om de wereld. De buurt moest eens weten! Dus komt u maar door met dat geld. Als je het niet al was, word je vandaag de dag vanzelf straatarm gemaakt.
En impliciet zeggen ze ook nog eens meteen: “Als u om 9 uur ‘s ochtends nog in uw nest ligt, heeft u sowieso teveel tijd, dus misschien zit er zelfs wel een mede-deurleurderschap bij onze club in?”
Ik denk dat ik mijn bed deze zomer maar naar buiten verplaats. Voor de deur, op de mat. Met een kartonnen doos bij mijn voeten waar iedereen woordeloos zijn aanbiedingen en donateurspapieren in kan deponeren: papier hier! En een bekertje voor hún meelevende donaties aan mij.