
Bron: Pixabay
In de weken na mijn geweldsexplosie was ik fantastisch voor mijn gezin.
Ik was een lieve vader, een goede echtgenoot en een perfecte minnaar. De hele dag kon ik niets anders dan zingen. Met een twinkeling in mijn ogen deed ik klusjes in huis en op het werk werd ik gecomplimenteerd wegens mij tomeloze enthousiasme.
Ik voelde mij geweldig.
Maar na een paar weken werd dat intens gelukkige gevoel minder.
De twinkeling doofde. Langzaamaan, maar onvermijdelijk. De sleur kwam terug. De dagelijkse file werd weer een irritatie, daar waar ik de weken na mijn explosie luid zingend achteraan aansloot. Onverschilligheid sloop in mijn werk, de norse papa kwam terug.
En ik wist precies waar dat aan lag.
Sinds mijn bizarre uitbarsting brandde er een vuur in mij.
Of meer nog, een lont van een gigantische bak TNT ontbrandde in rap tempo richting het explosieve kruid. En ik kon niet wachten. Ik had geproefd van het bevrijdende gevoel dat het fysieke geweld mij bracht.
Ik wilde meer.
Ik heb eraan zitten denken om op vechtsport te gaan.
Beginnen met kickboksen en wie weet in een later stadium overstappen naar MMA. Maar een snelle tocht op Google leerde mij dat ik vooral ging leren om gecontroleerd geweld toe te passen. Dat stond mij tegen. Ik snakte naar het zwart voor mijn ogen.
Een kort, maar extreem gewelddadig moment waarin maar één regel geldt; het stillen van mijn honger.
Een bepaalde vorm van empathie zorgde er echter voor dat ik niet zonder reden iemand in elkaar wilde beuken.
Mijn volgende slachtoffer moest het verdienen om een trauma op te lopen. De mountainbiker had het verdiend, maar zo’n kans krijg je maar zelden in de schoot geworpen.
Al vrij snel had ik het bedacht; ik kon óf afwachten tot er iets gebeurde, óf ik kon actief op zoek gaan naar potentiële slachtoffers.
Dat laatste stond mij meer aan.
Lees hier alle blogs van dit vervolgverhaal.