
Bron: Pixabay
Het is kermis in Helmond.
We lopen over het bijna verlaten terrein. Zoon wil in de Sjimmie tent, dochter met mama in de Octopus.
Ik wil friet.
In plaats van in de rij te staan bij de frietkraam, waar ze puntzakken vol gefrituurde aardappel voor € 3,50 verkopen, ga ik naar ‘Resto Ricus’.
Wereldberoemd in Helmond, en stukken goedkoper. Maar vandaag kunnen we zelfs op het stuk rond glas zitten, op de eerste verdieping van het etablissement. Zo stil is het.
Ik knaag aan dunne frietjes en ik kijk naar buiten.
Precies tegenover mij staat een hele donkere man Nederlandstalige nummers te zingen. Aan het aanwezige publiek te zien zijn het overbekende nummers, maar ik heb ze nog nooit gehoord. “Mega Piratenfestijn-niveau”, denk ik.
De man zingt ze vol overgave, en hij begeeft zich tussen het 30-koppige publiek.
Een oudere vrouw, gekleed in een veel te strak en veel te bloot zwart jurkje, zwalkt op het ritme van de karaoke-band.
Zware shag in haar mondhoek, een flesje Bavaria in een hand.
Ik kijk uit het raam en ik zeg tegen mijn vrouw dat de kermis een bepaald slag volk op de been brengt.
Ze antwoordt dat ze de kermis vindt tegenvallen, qua hoeveelheid attracties. En zo negeert ze mijn ietwat dedain gedrag.
De kinderen oreren inmiddels over een nieuw geopende speelgoedwinkel, wat mij vertelt dat ze de kermis meer dan beu zijn.
Niet veel later lopen we richting de nieuwe zaak.
Mijn zoon drukt zijn vingers in zijn oren en mijn dochter kijkt schuchter naar de stoeptegels.
De zanger negeert mij en mijn gezin en richt – terecht – zijn aandacht op de mensen die wél zijn net niet zuivere interpretatie van Hij speelde accordeon op waarde schatten.
De vrouw in de te strakke en te blote jurk hangt nu tegen een oudere man aan.
Met een klein boogje ontloop ik haar.
Ietwat beschonken hoor ik haar nog net zeggen; “Mooi dat zo’n neger Hollandse hits zingt. D’r zitten best goeie tussen, qua inburgeren.”
Volgend jaar blijf ik thuis.