Met zijn tweeën staan ze op het platje naast me, hier op de camping. Een man van een jaar of halverwege de vijftig en een vrouw die evengoed zijn vrouw, maîtresse of zijn zus kan zijn. Temidden van allerlei campers, caravans en tenten waar je rechtop een wals in kunt dansen delen zij een koepeltentje dat niet hoger dan mijn navel komt.
Verder hebben ze verdacht weinig kampeerspullen bij zich. Of beter gezegd, helemaal niks. Een tent, en een auto. Omdat ze geen stoeltjes hebben zitten ze voornamelijke in hun auto, naast de tent. Het is een mosgroene Renault Scenic met een Frans kenteken, van een model dat toch zeker vijftien jaar teruggaat. Het ontbijt smeren ze op de hoedenplank.
Ik vraag mij af wat hun verhaal is. Zijn ze er samen stiekem tussenuit geknepen, is er een heftige romance gaande die door hun dorp niet wordt geaccepteerd of is het een stel dat, terwijl ze het zich eigenlijk niet konden permitteren, zich toch een paar dagen vakantie gunt?
Misschien kennen ze elkaar net via een Franse datingsite en is dit hun eerste uitje samen. Leer je elkaar toch goed kennen, onder omstandigheden gestript van alle overbodige luxe. Ik besluit ze André en Berenice te noemen, maar voor hetzelfde geld heten ze Ludovic en Martha en blijken ze broer en zus te zijn.
We zitten ‘ergens in Frankrijk’ zoals dat heet, met ‘de Vendeese kust’ als een iets exactere aanduiding. De camping is typisch Frans, zoals ik ze uit mijn jeugd herinner en zoals ze waren toen ik later met vrienden op zomerse roadtrips door Frankrijk trok. Zo’n driesterrenfestijn waar je kunt zwemmen (maar dan wel in je strakke broekje), barbeknoeit (maar dan uitsluitend op zo’n sneu gasgeval, dus telt niet) en waar je enkel de meest noodzakelijke boodschappen kunt halen in een broeierig, veel te overprijsde campingwinkeltje. Waaronder strakke zwembroekjes voor wanneer je daar niet op voorbereid was en de mâitre du bain je met je surfshort onverbiddelijk het bad uit stuurt.
Kinderen gaan op campings als deze pas naar bed als hun ouders al slapen. Behalve de mijne, want die lopen tegen achten al op hun melktandvlees. Zij liggen er nog redelijk bijtijds in. Hoe doen die Franse enfants dat eigenlijk? Tot ‘s avonds laat wordt er gejeudebouled, gepingpongd en gekwetterd in het Frans alsof het een lieve deugd is. Och, het is een mooi stukje zomercultuur.
Tussen de geur van schroeiende steaks hachée en sissende merguezworsten drink ik Kronenbourg op mijn platje, afgewisseld met een incidentele Pastis. Voilà, het is vakantie of het is het niet.
Na het eten trek ik mijn gratis half uurtje campingwifi uit de lucht en speel ik Yahtzee. Wanneer ik dat daadwerkelijk gooi – dus alle vijf de dobbelstenen met hetzelfde aantal ogen tijdens één beurt – roep ik ‘Yahtzee!’, in de hoop dat medekampeerders opspringen uit hun klapstoel en me spontaan bloemen en drank aanbieden. ‘Hier, neem mijn dochter, aanvaard onze offers!’.
Niet dat dat overigens ook echt gebeurt, en van André en Berenice verwacht ik al helemaal niks. Zij zitten zwijgend naast elkaar in de groene Renault, kijkend naar de wolkenloze lucht achter de cipressen.
Inmiddels is de zon al lang en breed achter de horizon van de Atlantische Oceaan geplonsd. Terwijl ik eigenlijk doodop ben van de lange dag vol warmte en energiezuigende kinderen beginnen de andere buren aan een smaakvolle gourmetsessie. Een worst voor het slapen gaan.
topsfeer, kwoon zelf al jaren in frankrijk en heb jaren op zo’n franse camping gewerkt, t waren dan 4 sterren, maar mooi omschreven. ik miste nog t ontbijt waar de boterham met zelf meegenomen calvépindakaas zn weg vind naar de maag 🙂
Kilopot pindakaas, check.