
Bron: Pixabay
De orgelman, dat ik daar niet eerder aan dacht.
Een doorn in het oog van elke stadsbezoeker.
Een bedelaar die te lui is om zelf muziek te maken voor zijn centen. Zo’n tandeloze dronkaard die denkt het volk een plezier te doen, met zijn voorgestanste versie van “Heb je even voor mij”. Een sjacheraar pur sang, een sujet eerste klas. Zo’n man moet gestraft worden.
Door mij.
Nu weet ik dat de orgelman zijn instrument vanaf twee uur ‘s middags de stad uit rijdt.
Want normaal gezien ga ik pas vanaf dan de stad in. Om hem te vermijden.
Maar vandaag niet.
Nu ben ik een half uur eerder. Ik koop een broodje en ik ga op een bankje zitten, waar ik hem goed kan observeren.
En inderdaad, om twee uur precies pakt het stuk stront zijn spullen.
Inclusief zijn collectebusje dat hij altijd ongevraagd zo irritant onder je neus schuift. De man duwt het draaiorgel naar een parkeerterrein en niet veel later staat het instrument achter een auto, op een trekhaak. De man schuift moeizaam een zeil over het apparaat. Daarna haalt hij het collectebusje leeg. Hij telt het aantal muntjes en dan wandelt hij naar de dichtstbijzijnde kroeg, om de hoek, het steegje door.
“Én orgelman, én een dronkaard. Hij vraagt erom,” verantwoord ik mijn toekomstige explosie.
Uren verstrijken, ik blijf maar wachten.
Buiten. Het wordt zelfs al koud en donker, als de orgelman de kroeg uit rolt.
Hij wankelt mij voorbij.
Shagje in zijn mond, een walm van drank om hem heen. Ik walg van zijn verschijning, maar tegelijkertijd vult mijn lichaam zich met een positieve spanning. Dezelfde geile spanning die je voelt als je weet dat je die avond seks gaat hebben met dat ene leuke meisje.
Ik volg de kakkerlak op gepaste afstand.
Straks is hij de hoek om, het steegje in. Dat is het moment om toe te slaan. Snel kijk ik nog even achter mij, maar ik zie helemaal niemand.
Als een stuk stront vertrap ik de man.
Hij krijgt niet eens de kans om iets terug te doen. Sterker nog, ik denk dat hij niet eens geweten heeft dat hij aangevallen werd, zo snel ging hij knock-out. Mijn schoenzolen plant ik stelselmatig in zijn kaaklijn, tot ik een vervaarlijk gekraak hoor. Dan richt ik mij op zijn ribbenkast. Nadat ik die heb verpulverd, zijn de handen aan de beurt. Het zal nog een flinke tijd gaan duren voordat hij zijn draaiorgel weer kan bedienen.
Daar zorg ik wel voor.
Pas als ik er zeker van ben dat ik elk botje in zijn handen gebroken is, stop ik.
Ik slaak een zucht van verlichting en voel de energie door mijn lijf gieren. Mijn hele lijf trilt van opwinding.
Ik heb zin om een heel nonnenklooster schraal te neuken, zo geil ben ik.
De dag erop zit ik op de bank.
Naast mij staart mijn vrouw vol ongeloof naar haar telefoon. “Jezus, ken jij die orgelman? Die hebben ze in coma geslagen. Het is maar de vraag of hij daar nog uit komt, schrijven ze.”
Ik kan een glimlach niet onderdrukken.
Lees hier alle blogs van dit vervolgverhaal