Soms raak je zomaar in de vreemdste gesprekken verzeild. Van die gesprekken die je doen beseffen dat je gesprekspartner in het gunstigste geval in een andere wereld leeft. In een minder gunstig geval wekken ze twijfel aan diens geestelijke gezondheid. Of aan die van jezelf.
Van die gesprekken dat je niet weet wat je terug moet zeggen, omdat het over dingen gaat die je weliswaar min of meer herkent, maar dan gezien door de ogen van een buitenaards wezen. En dat je ook geen idee hebt hoe je zo’n gesprek moet beëindigen.
Zo stopte ik laatst op een fietsknooppunt om mijn verdere route te bepalen. Er stond al een mevrouw, de Brabantse mevrouw met wie ik even later in gesprek raakte, een vreemd gesprek. Voor de niet-ingewijden in de materie: een fietsknooppunt is een punt op een weg waaraan op een knooppuntenkaart (waarvan op zo’n knooppunt vaak een exemplaar op een paneel staat opgesteld) een nummer toegekend is. In principe een plaats waar je als fietser een keuze moet maken. Zoals rechtdoor of linksaf.
Met behulp van een fietsknooppuntenkaart kan je van nummer naar nummer fietsend een zelf samengestelde route rijden. Het punt waar ik stopte was voorzien van zo’n kaart. De mevrouw stond erop te kijken. Al vraag ik me nu af wat ze daar in werkelijkheid deed. Achteraf krijg ik een beeld van een spin in haar web, wachtend op haar prooi.
Ik stond achter haar en toen ze me hoorde dacht ze even dat ik haar man was, zo vertelde ze. Maar die stond verderop met zijn fiets. Kennelijk had hij geen behoefte met zijn vrouw te overleggen over de te volgen route, of waar dan ook over. Waarom werd al snel duidelijk.
Doordat haar man zich buiten gehoorafstand had gepositioneerd, richtte ze zich tot mij. Ze leek me een aardige vrouw, haast clichématig Brabants gezellig. Even nog ging het over fietsroutes. En over waar de hei bloeide, als ik daarin geïnteresseerd was. Maar op onnavolgbare wijze, via de droogte, over het feit (?) dat veel Friese jongeren in Brabant werk vonden, kwam het onderwerp op de ‘zonnewande’ of zoiets, een volgens haar gevaarlijk fenomeen waar we onlangs weer eens ternauwernood aan ontsnapt waren. Dat had ze op tv gezien.
Zonnewande, bedoelde ze soms zonnewende? Hoewel het jaarlijkse pendelen van de zon tussen noorder- en zuiderkeerkring een precies voorspelbaar fenomeen is waar geen slachtoffers bij vallen. Niks zonnewende! Zonnewande was en bleef het!
Zonnewind dan misschien? Wind? Ze was bijna beledigd. Waar zij het over had was veel gevaarlijker dan de zwaarste storm! Die ruimterots van een paar honderd meter doorsnee dan misschien die de aarde op minder dan de afstand tussen aarde en maan, rakelings dus in kosmische termen, vorige week passeerde? Nee, ook dat niet!
Ze begon over satellieten, radio- en tv-zenders die er mee op zouden houden. Pas toen ik er uiteindelijk in geslaagd was te ontsnappen, snapte ik wat ze bedoeld moet hebben. Zonnewande was dus toch zonnewind, de stroom geladen deeltjes die de zon uitstoot en die, als ze tot in de buurt van de aarde weten door te dringen onze elektronische communicatie flink in de war sturen
Ik had de indruk dat ze me slecht geïnformeerd vond. Want ik had nog nooit over ‘zonnewande’ gehoord. Toch een kernbegrip in haar denkuniversum. En ze vond dat ik weinig terug zei. Ik zei dat ik luisterde en erover ging schrijven, maar eigenlijk stond ik op dat moment gewoon met een mond vol tanden. En haar man maar geduldig wachten. Waarschijnlijk blij dat ik de kastanjes uit het vuur haalde. Hij had gewoon even vrij.
Even later fietste ik alweer door Brabantse landschappen. Die me inmiddels niet mee zo onschuldig en vriendelijk voorkwamen. Wie weet wat ze nog meer voor verrassingen in petto hadden. Vooral op knooppunten ben ik inmiddels voorzichtig. Nooit met vreemde mensen praten.