In het begin lijkt die vakantie eindeloos. Je begint met drie weken en als er twee hele dagen van verstreken zijn kan je zonder te liegen zeggen dat er nog steeds bijna drie weken van over is. De tijd lijkt te kruipen; als je niet oplet denk je dat hij gestopt is.
Wat in dit geval hielp is dat het weer die eerste twee dagen nogal tegenviel. Dus eigenlijk moest de vakantie sowieso nog echt beginnen. Want bij vakanties hoort mooi weer. Een vakantie van zo goed als drie weken lag dus nog voor me.
Tegen het einde van de eerste week is het vakantiegevoel pas echt ingedaald. Je bent anders gaan denken. Je denkt: ik ben al bijna een week weg, en ik ben nog niet eens op de helft. Nog niet eens op een derde.
Het voelt als zo’n vakantie waar geen einde aan komt. Alhoewel je weet dat aan alle vorige vakanties wel een eind kwam, vakanties die eerst ook eindeloos leken. Maar dat is van later zorg. Voorlopig.
Als de tweede week is begonnen kan je je al nauwelijks meer voor de geest halen hoe het is om thuis te zijn. Het idee om ooit terug naar huis te gaan, wordt haast theoretisch. Iets wat in de verre toekomst misschien een keer aan de orde gaat komen, maar dat lijkt heel ver weg. Te ver weg om je druk over te maken.
Tot de negende of de tiende dag, de tweede of derde dag van de tweede week. Het besef van tijd is opeens terug. Je realiseert je dat je al bijna op de helft bent. Dat je misschien niet aan alles toe zal komen wat je je had voorgenomen. Wegens tijdgebrek. Omdat de vakantie niet eindeloos is.
De tijd die aan het begin van de week nog tot stilstand leek te zijn gekomen is weer op drift geraakt. En wint snel vaart. Nog een paar dagen later later, je merkte nauwelijks dat ze voorbijgingen, zo snel ging het, was de vakantie duidelijk over de helft. Wat er nog moest volgen was minder dan wat er al geweest was, en achteraf gezien is het eerste deel voorbijgevlogen. Dus wat rest zal nog sneller voorbij zijn.
Als de laatste week aanbreekt begint het op te vallen dat elke dag die voorbijgaat een steeds grotere hap neemt uit wat er aan het begin van de dag nog aan vakantie over was. De eerste dag van de laatste week is een zevende van de hele week die nog rest. Ruim veertien procent. De volgende een zesde van de laatste zes dagen. Dik zestien procent en het blijft oplopen, steeds harder. De voorlaatste dag is de helft van wat er nog over is.
Elk uurtje is kostbaar geworden maar de uurtjes vliegen voorbij. Voor je het weet is het avond en dringt tot je door dat je de volgende dag een begin moet maken met inpakken. De vakantie gaat als een nachtkaars uit. Net als andere leuke dingen. De zomer die al voorbij lijkt. Het leven.