
Bron: Pixabay
Het ging bijna helemaal goed, de aanslag op de minister-president.
Op het moment dat hij zijn lege band zag, sprak ik hem aan. Een informeel praatje volgde en ik wist hem zonder veel overredingskracht het donkere straatje in te krijgen. En precies tussen de twee lantaarnpalen sloeg ik toe.
Ik plaatste mijn gebalde vuist tegen zijn slaap en meteen viel hij op de grond. Daarna heb ik mij kostelijk vermaakt met het breken van zijn botten en het doelbewust aanbrengen van bloedende wonden. Ik wist dat ik als laatste zijn hoofd zou vertrappen. Speciaal daarom had ik schoenen met stalen neuzen aangetrokken. Maar op het moment dat ik daaraan wilde beginnen, zag ik vanuit mijn ooghoek een schim.
Ik draaide mij naar de schim, en zag een meisje van hooguit 16 jaar staan. Ze had hele grote ogen en daarmee keek ze mij aan. Een blik van doodsangst. En voor zich een telefoon, die ze op mij gericht had.
Ze had mijn actie gefilmd.
In een waas rende ik weg. Achteraf gezien had ik beter naar het meisje kunnen rennen en de telefoon moeten afpakken. Geen getuigen. Zo’n dun ding is simpel te wurgen, vermoed ik. Maar ik dacht er niet over na. Ik vluchtte per direct naar mijn auto en reed naar huis. Mijn adem zat in mijn keel, ik zweette over heel mijn lichaam.
Ik was gezien.
Mijn gezin sliep al, toen ik thuis kwam. Snel keek ik op mijn telefoon om te checken of er al iets op een nieuwspagina te vinden was. Allemaal stonden er al vol mee. ‘Aanslag op minister-president. ‘ ‘Meisje voorkomt moord op minister-president’.
Dat meisje filmde niet alleen mijn werk, ze zette het ook direct op Facebook. En ik ging viral. Appjes stroomden binnen van bekenden die mij herkend hebben.
Het spel was over. Alles wat mij lief was, zou spoedig afgepakt worden.
Alles? Nee, dat gun ik ze niet.
Lees hier alle blogs van dit vervolgverhaal.