Met tropische dagen probeerde de zomer ons nog even een rad voor ogen te draaien, maar ik trap er niet in. Mijn zomerblues laat zich nergens meer door verdringen.
In juni stak hij de kop op toen de langste dag in zicht kwam. De dag die niet het begin van de zomer maar het eerste teken van de alweer naderende herfst is. De dag na die dag is de eerste in een halfjaar die niet langer is dan de voorgaande, de eerste waarop de zon niet meer hoger aan de hemel klimt. Integendeel, de zon begint al weer in zijn schulp te kruipen, in het begin nog onmerkbaar, maar het gaat steeds sneller.
We zijn nu meer dan twee maanden verder en de zon komt inmiddels pijnlijk merkbaar later op en gaat al om half negen onder. De schaduwen zijn onmiskenbaar langer. Je ziet het en je voelt het. Nu nog maar drie weken tot de dag waarop de zon ons Noordelijk halfrond aan zijn lot overlaat, het zinkende schip verlaat. De donkerste helft van het jaar staat voor de deur.
Het begin van de tweede hittegolf van de zomer maakte vooral pijnlijk duidelijk wat we in die vier weken gekwakkel na de eerste gemist hadden. Dat de betere momenten die we in arren moede dan maar mooi weer noemden niets met zomer te maken hadden.
Het is pas zomerweer als deuren niet dicht hoeven om de warmte binnen te houden, ook ‘s morgens en ‘s avonds niet. En we niets aan hoeven te trekken om het lekker warm te krijgen. Als aan die voorwaarden niet voldaan is, is het geen zomerweer!
Nu is de tweede hittegolf voorbij en komen we niet onder de conclusie uit dat het herfst is. Dit was de zomer van dit jaar: twee hittegolven van een kleine week en voor de rest was het behelpen. De nazomerdagen van september (als die zouden komen, de pluim voor volgende week biedt voorlopig weinig hoop) kunnen de vergelijking met de echte zomer niet doorstaan. Nazomer betekent na de zomer. En dat is niet voor niets.
Warme septemberdagen beginnen pas warm te voelen als het al middag is en zijn alweer voorbij als de avond nog maar net begint. En op veel plaatsen weet de zwakker wordende zon de kou van de nacht al niet meer te verdrijven. Het zijn hooguit halve zomerdagen. En de zon blijft zakken en de dagen blijven korten.
De werkelijkheid van nu is dat het jaarlijkse wegzakken in het moeras van kilte en grauwheid allang begonnen is. De zon zal nog veel verder wegzinken en de dagen zullen nog veel korter worden. Zelfs als de zon boven de horizon staat zullen dikke herfstwolken hem meestal verborgen houden.
In de volgende fase gaat de natuur in de overlevingsstand, omdat de kou en de lange nachten het leven onmogelijk maken. De bomen zullen er bijna een half jaar kaal bijstaan en over de velden zal een grauwsluier liggen.
Het eerste hoopvolle teken van een nieuwe ommekeer, deze keer ten goede, komt pas op een dag in januari. Een dag dat de zon schijnt, op zich al een zeldzaamheid. Dan zal opvallen dat hij al iets hoger staat dan op de vorige dag met een beetje zon. En dat het al iets langer licht blijft. De volgende zomer is nog heel ver weg, voor wat die waard is. Maar er is weer een beetje perspectief. Al zal ook de volgende zomer tegenvallen.
We worden in Nederland bang gemaakt met extreme hitte als gevolg van de opwarming. Maar om het Nederlandse klimaat wat draaglijker te maken zou twee graden opwarming geen zoden aan de dijk zetten. Daar zijn minstens vijf graden voor nodig. En dan zullen de winters nog steeds onaangenaam kil zijn. Het probleem in Nederland is niet de hitte, maar de kou en wij gaan het niet meemaken dat het verandert.