De elektrische fiets is hip.
Als je in je koekblik voor het stoplicht staat te wachten om de stad in te kunnen, zie je naast je op het fietspad hele rijen forensen op zo’n elektrisch monster de file lachend voorbij rijden. Als waren zij die klootzak in de Fiat Panda reclame van vroeger.
Hoe anders was dat ten tijde van de “Spartamet“.
Dat tweetakt motortje op je fiets was vreselijk populair, maar niet bij leuke, hippe mensen. Als je op een Spartamet reed, dan was je of lui, of heel stom.
Toen een aantal jaar geleden de elektrische fiets populair begon te worden, dacht ik dat deze trend hetzelfde lot beschoren was. Leuk voor luie mensen, maar zo’n elektrische fiets wordt natuurlijk never nooit hip.
Het is maar goed dat ik geen trendwatcher geworden ben.
Tegenwoordig hoor je er zonder elektrische fiets niet meer bij. Je bent pas echt lui als je in je koekblik voor het stoplicht staat te wachten om de stad in te kunnen. Leuke, hippe mensen scheuren je lachend voorbij, op zo’n stalen ros met een accu.
En terecht, want de voordelen van zo’n tweewieler spreken voor zich. De CO2 uitstoot is nul. Fietsend draag je bij aan een beter milieu. Daarbij beweeg je. Want je zal toch moeten trappen, op zo’n elektrische fiets. En als je beweegt, dan kost dat inspanning, dus calorieën. Vaarwel, bierbuikje!
Het kost je wellicht wat meer inspanning om van en naar je werk te rijden, maar je voelt je een stuk fitter. Wat een positieve invloed op je gemoedstoestand heeft. Je wordt, kortom, een stuk leuker voor de buitenwereld.
Ik zit in mijn koekblik te kijken naar al die fietsende forensen. Een beetje jaloers, merk ik. Zo’n fiets kost ongeveer net zoveel als ik aan mijn auto uitgegeven heb, maar zij besparen per week tientallen euro’s aan benzine, én ze kunnen onbeperkt frikandellen eten zonder echt dik te worden.
“Eigenlijk moet ik mijn auto inleveren voor een elektrische fiets,” denk ik.
Maar dan herinner ik mij weer hoe het was toen ik daadwerkelijk op de fiets naar mijn werk ging.
Die eikels die ik altijd inhaalde, en vervolgens achter me bleven plakken, op een metertje afstand. Zodat ze uit de wind zaten, en profiteerden van míjn inspanning. En dat ik ze dan vloekend en tierend op hun bek wilde slaan.
Ik denk dat ik er nog eens over denk.