
Fotobron: Pixabay.com
Wanneer ik ooit nog eens lekker binnen wil lopen, dan verhuis ik naar Limburg, het Sicilië van de lage landen. Waar de notariële stand een kwijnend bestaan leidt vanwege alle onderhandse vastgoedtransacties en waar de vetst betaalde baantjes rouleren onder de hoede van duistere Gomorra-clubjes.
Limburg, waar de burgemeester van Maastricht maar weer eens voor 3 ton een eigen pandje scoorde. Ze had er pas twee. Zacht prijsje want de verkoper was een kennis uit het politieke circuit, die ook nog eens afhankelijk was van haar medewerking om zelf weer zijn zakken te kunnen vullen. Alleen zo jammer dat die ratten van de journalistiek daar weer in moeten gaan graven. Wanneer werken die nou eens gezellig mee?
‘Wie sjoen os Limburg is, begrip toch neemes’.
Corruptie, fraude, witwassen; het kan allemaal in Limburg en daarna vatten we ons pintje, bidden we ons weesgegroetje en snijden we na de Processie een verse vlaai aan. Vertrouwelijke informatie? In het Limburgs bestaat dat woord niet eens. Lekken, dat doen alleen de tankwagens met chemisch afval van de XTC-maffia. In Limburg waren ze zelfs in staat geweest om tegen een gepaste vergoeding met de puntentelling van het Songfestival te sjoemelen. ‘Kaukasie douze points.’
Geen wonder dat het Rotterdam geworden is.
En is dat nou zo erg allemaal? Nee hoor, in Limburg niet, daar wordt alles met de zachte mantel van dat onverstaanbare peutertaaltje bedekt. Randstedelingen en andere gewone burgers van ons land denken allemaal de ethicus uit te moeten hangen. Maar de Limburger weet wel beter. Wat kan, dat mag.
Nou ja, Onno Hoes met een toyboy, dat mocht nou net weer niet. Behalve met carnaval, dan mag alles. Jos van Reij mocht ook alles. Tot zo’n steile Hollandse rechter zich er weer mee ging bemoeien. Wanneer laten ze Limburg nou eens met rust, vinden de Limburgers.
Andre Rieux, daar wil ik het niet eens over hebben.
En dat Drielandenpunt. Het is een roteind klimmen en dan heb je nog niks.
Heb ik een hekel aan Limburg?
Jazeker!
En aan Limburgers?
Ook!
Want?
We waren 16 en 17. Hartsochtelijk verkering, mevrouw Pasquali en ik. Voor het eerst zeer tegen de ouderlijke zin samen op vakantie. ‘En we gaan toch!’ Pension met volledige vergunning in &^%$ Limburg. Twee kamers (was telefonisch door de ouders bij de pensionhoudster bedongen… tuurlijk…). Eerste middag.
Tegen de tijd dat ik mijn Mobylette uit het stationsdepot had opgehaald en de bar binnentrad, hadden de aanwezige Limburgse inboorlingen mijn meisje al starnakel dronken gevoerd onder het mom van Limburgse hartelijkheid.
Drankjes die later wel keihard op onze rekening stonden en een onherstelbaar gat in de bescheiden begroting sloegen. Het was de tijd van ‘Je t’aime mois non plus’ dat bij nacht en ontij uit de jukebox denderde, terwijl de hele bar luidkeels mee kreun/hijgde… met die zachte G van ze…