
Afbeelding van David Mark via Pixabay
Het verkeer is er vol van; gefrustreerde konijnen die in hun gepimpte auto’s vol glimmend chroom voortrazen zonder acht te slaan op regels of gebruiken. Haast hebben ze, onnoemelijke haast. Dat de tijdwinst die hun gejakker oplevert minimaal is, maakt ze niet uit. Ze willen zo snel mogelijk van A naar B, liefst zonder gehinderd te worden door langzaamheidsmaniakken, die in hun ogen traag en alleen maar in de weg rijden.
Zelf houd ik ook wel van een beetje doorrijden, maar haast heb ik niet. Zal je zien; vroeg of laat is er weer eentje die net langzamer rijdt dan ik. Of is er weer een vrachtwagen die een andere in wil halen, die 5 kilometer per uur langzamer rijdt. Probeer dan maar eens je geduld te bewaren!
Ik rijd best relaxt, vind ik. De maximumsnelheid is mijn vriend, al ga ik er meestal een kilometer of 5 tot 10 overheen. Niet meer! Ik rijd best netjes, al zeg ik het zelf. Ik geef mijn medeweggebruikers de ruimte, als ze willen invoegen. Niets is zo erg als mensen die stug rechts blijven rijden, terwijl jij wil invoegen en de linkerbaan gewoon vrij is.
Over frustraties gesproken: zijn er nog mensen die niet de bocht afsnijden als ze linksaf slaan? En wat dacht je van slimmeriken die achter een vrachtwagen rijden en naar links gaan, vlak voor je neus, twee seconden nadat ze hun knipperlicht aanzetten? Áls ze hun knipperlicht al aanzetten.
Het ergste is; je ziet het gewoon aankomen. Je ziet dat ze al aanstalten maken, eigenlijk wil ze blokkeren, maar dat red je niet. Je zou verwachten dat ze eerst kijken, hun knipperlicht aandoen en dán gaan, maar nee hoor!
Het ergst van alles zijn de bumperklevers, die menen dat de linkerbaan hun exclusieve terrein is. Met 150 kilometer per uur of meer komen ze aanrazen, alle auto’s die langzamer rijden van ‘hun’ baan blazend. Vol ongeduld kleven ze aan je bumper, alsof ze je opzij willen dúwen. Om vervolgens op hoge snelheid ervandoor te gaan, om honderd meter verder aan de volgende bumper te kleven. Als ik ze zie, neem ik alle tijd en kijk eens goed opzij, en nog een keer extra. Ik laat me niet opjagen!
Na al die frustraties kom ik eindelijk thuis. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik het grootste en wellicht meest gefrustreerde konijn. Hij lacht vriendelijk naar me.