Samen met mijn dochter loop ik in de richting van haar school. We komen langs twee parkeerplaatsen waarop – heel groot – van die mensen in een rolstoel zijn geverfd. Schuin, beide plaatsen bezet houdend, staat een enorme witte SUV met ronkende motor geparkeerd. Op de passagiersstoel zit een jonge, blonde dame.

Bron: Pixabay
Demonstratief sta ik naar de auto te kijken. Ik maak boze gebaren en ter laatste pak ik mijn telefoon. Ik schiet een foto van de asociaal geparkeerde auto en daarna wil ik naar de school van mijn dochter lopen.
Maar de dame stapt uit.
Zonder echt heel boos te klinken, vraagt ze mij waar ik mee bezig ben. Ze wenst een verklaring van me, omdat ik het blijkbaar nodig vind om een foto van haar auto te maken.
Ik leg haar uit waarom ik dat gedaan heb. “Als je je auto zo asociaal parkeert, terwijl er meer dan genoeg lege plekken op dit pleintje te vinden zijn, dan mag ik daar een bewijs van schieten. Voor het geval iemand met een handicap door jouw auto niet op één van deze plekken kan parkeren,” leg ik uit, enigszins gespannen.
Mijn dochter is al lang haar school in gevlucht en ik wil naar haar toe. Maar de dame van de auto laat het er niet bij zitten.
Ze legt mij – ijselijk kalm – uit dat ik geen enkel recht heb op het maken van die foto. Ze wil dat ik de foto verwijder. “Deze gaat niet online komen, geloof dat maar,” blaast ze in mijn gezicht.
“Hallo, ík ben niet degene die besluit om twee invalide parkeerplekken te bezetten. Op een manier die alle perken van sociaal gedrag te buiten gaat,” werp ik bits tegen.
“Je hebt geen idee waarover je het hebt. Daarbij, ik riskeer een boete en die betaal ik als ik er eentje ontvang. Ik ken mijn verantwoordelijkheid en ik loop er niet van weg. Nu jij nog.”
Deze ga ik niet winnen, merk ik.
Daar heb ik ook geen zin in; ik sta voor een schoolplein te ruziën met een dame die zich als een pitbull in mij heeft vastgebeten. En ze is niet van plan los te laten.
Haar vriend komt er bij staan; een jonge kerel met de contouren van Jerommeke en de oogopslag van ene Badr Hari. “Wat is er aan de hand?” vraagt hij, terwijl hij mij strak aankijkt.

Fotobron: Pixabay.com
“Jullie staan nogal asociaal geparkeerd en daar vind ik heel veel van. Ik heb een foto gemaakt van jullie parkeerkunsten, maar je partner maakt het mij heel duidelijk dat ze daar niet van gediend is,” en ik ben best trots op mijn assertiviteit, gezien de situatie waarin ik mij bevind.
“Verwijder de foto, jongen. We hebben haast en ik heb geen zin om het groter te maken dan het is,” werpt de jongeman tegen, ook al zo ijzig kalm.
“Dat ga ik doen, want escalatie is onzin. Maar je snapt toch wel hoe asociaal je actie is?”
“Wat is meer asociaal; parkeren zoals ik dat doe, of eigen rechter spelen en ongevraagd een foto van mijn auto en mijn vriendin maken?” antwoordt de meneer.
Hij bedankt mij voor het feit dat ik de foto verwijderd heb en het tweetal laat mij verder met rust.
Als ik naar huis rijd, is de auto verdwenen. Een kleine Agila staat op één van de parkeerplaatsen.
Alsof er niets is gebeurd.
Waarschijnlijk haast om op tijd in de sportschool, botoxkliniek of iets dergelijks te zijn En dit aso volk heeft kennelijk
een vrucht op dezelfde school. Jammer dat deze vrucht dit meekrijgt in de opvoeding.
Voor eigen rechter spelen, omdat je een foto maakt? Volgens mij speel je voor eigen rechter én beul wanneer je intimidatie inzet om iemand te dwingen een foto te verwijderen.