
Bron: Morguefile.com
Voor gestreste dik-veertigplussers met duurzaam zittend werk, zoals ik, gaan vele zaken op een gegeven moment niet meer zo soepel als je gewend bent. Je raakt sneller buiten adem op de roltrap, het wandelingetje naar de Aldi tweehonderd meter verderop wordt spontaan een kruistocht in spijkerbroek en het uitklappen van de rollator schiet geheid in je rug.
Actief ontspannen
Nee, gekheid. Al die dingen lukken nog best aardig. Maar stroever word ik wel degelijk, tot mijn afgrijzen. En bij mijn tweejaarlijkse gezondheids-checkup bleek ook nog eens dat mijn cholesterol een eigen leven met hoogtepunten was gaan leiden. Passief bestaan is ‘s mens ondergang.
“Meneer Enkeling, u moet meer bewegen. Actief ontspannen. Het liefst dagelijks een half uur wandelen. Uw leeftijd is een goede om daar eens mee te beginnen,” zei mijn huisarts.
“Aha. Wandelen. Ik?”
“Ja. U. Voor de innerlijke rust en een gezond cholesterol. Oh, en niet zoveel kaas eten!”
Dat met die kaas is geen probleem, maar het concept ‘wandelen’ boezemt mij angst in. Ik haat wandelen. Helemaal als ik geen doel heb. Wandelen om het wandelen, dat doen 80-plussers. Ik ben nota bene pas op de helft daarvan! Doelloos een dagelijks blokje om, de minuten tot een half uur optellende. De gruwel. Ik zie ze lopen, die ouwetjes, de cholesterol-reductie-strompelaars. Dat ziet er toch niet uit? Bovendien is het verdacht, zo’n nog best aardig jeugdige vent als ik, die elke dag hetzelfde rondje langs de huizen afstruint. Wat moeten de mensen wel niet denken?
Alibi
Áls ik dan al moet wandelen, moet het er vooral niet uitzien alsof ik dat enkel voor mijzelf en mijn tanende gezondheid doe. Een alibi is nodig. Een afleidingstactiek. Een strategie die voorkomt dat begeerlijke doelgroepjongedames meewarige blikken op mij werpen. Liefst eentje die je nog een beetje attractief maakt ook. Die je aanspreekbaar maakt. De enige ergonomische oplossing daarvoor: een hond. Helaas heb ik een pesthekel aan honden. Geen – verdere – beesten in en om mijn huis. Een kat is meer dan zat.
Ineens weet ik het. Ik heb een VIRTUELE hond nodig! Eentje die onzichtbaar met me meeloopt, geen poep uitwerpt en een overduidelijke verklaring vormt voor waaróm ik daar loop. Op een drafje ren ik naar de dierenwinkel, alwaar ik een stoere hondenriem, een zakje hondensnoepjes en een rol poepzakjes aanschaf. Ik besluit mijn nieuwe, luchtige alibi-huisdier Borat te noemen.
Borat! Hierrr!
De volgende dag probeer ik Borat uit. Met de leren hondenriem om mijn nek gedrapeerd en de poepzakjes opzichtig in mijn hand slenter ik, ademwolkjes blazend, door het dichtstbijzijnd gelegen bos, waar ik voorheen nooit kwam. Het zakje pedigree snoepjes heb ik een stukje opengescheurd en steekt – voor een derde deel zichtbaar – uit mijn jaszak.
Af en toe blijf ik even staan. Dan fluit ik tussen mijn tanden of roep “Borat, hierrr!”, zodat iedere wandelaar weet dat ik enkel en alleen daar loop om braaf mijn geliefde hond in de ijzige kou zijn behoefte te laten doen. Het is dé perfecte oplossing. Ook voor lustmoordenaars, trouwens. Ik kan met goed fatsoen rondspieden naar slachtoffers; het lijkt immers enkel alsof ik mijn hond zoek, die weer eens tussen de struiken verdwenen is.
Hond kwijt?
En wat ook mooi meegenomen is: je wordt regelmatig aangesproken door mede-hondenuitlaters. En vooral uitlaatsters. “Hond kwijt?” is vaak de eerste opmerking. Dan mompel ik wat over een zeer onderzoekende, jachtige Borat die straks vast wel weer terugkomt. Ik word er weliswaar op attent gemaakt dat loslopen eigenlijk niet mag, maar ja, sommige honden moeten gewoon even, hè… Dan praten we even over het ras (ik heb besloten dat Borat een windhond is; die schijnen lekker vaak weg te lopen) en over de bar slechte kwaliteit van de poepzakjes.
Zo spreek ik op een dag ook met Lise, een mooie blondine met een beest dat – letterlijk – gevoeld van het ras kruissnuffelbeagle moet zijn. Lise is verbolgen over het feit dat álle prullenbakken ál-tijd vol zitten; ze zouden vaker geleegd moeten worden. Maar verder is ze redelijk kritiekloos en meer dan aardig. Kortstondig overweeg ik haar telefoonnummer te vragen, maar een gemeenschappelijke hondenwandeling met een virtuele hond zou wel ietwat raar zijn. Dus toch maar niet.
Boswachter
Als Lise maar door blijft kletsen en het gesprek voor mijn gevoel te lang gaat duren, word ik toch wat nerveus; Borat is immers nog steeds verdwenen. Ik maak me uit de voeten met de opmerking dat ik nu echt mijn hond terug moet gaan vinden, want “dit duurt nu wel verdacht lang…”
“Dag Lize!” Tot nimmer weerziens, denk ik er weemoedig achteraan en loop pontificaal de andere kant op. Ik stap met flinke tred door, riem om mijn nek, ogen strak naar beneden gericht. Dan bots ik plots bijna tegen een oude, stramme man in legergroen pak op. Hij draagt een ouderwets jagershoedje. Shit, een boswachter? Hier??
“Gn’avond, meneer. Mag ik vragen waar uw hond is?” Hij wijst naar de riem.
“Euh…”
“En mag ik u er ook meteen op wijzen dat honden absoluut niet los mogen lopen in dit bos? Dat staat duidelijk op het informatiebord,” vervolgt hij bars. “Ik zie mij daarom helaas gedwongen u een boete uit te schrijven.” Met de pen al in de mond pakt hij zijn bonnenboekje. Ik wist niet dat die dingen nog bestonden.
Snoepjes
“Maar…” probeer ik.
“Niks maar. Uw hond is nergens te bekennen. Dat is een zwaar vergrijp.”
“Maar ik…”
“Uw hond zit mogelijk achter het wild aan. Dit gaat u 299 euro kosten. En dan mats ik u nog, want eigenlijk zou ik u gewoon voor de volle 400 euro op de bon moeten slingeren.”
“Maar ik héb helemaal geen hond!” roep ik getergd.
“Ach ja, natuurlijk,” verzucht hij, “die uitvlucht heb ik ook nog nóóit eerder gehoord.” Het sarcasme druipt van zijn lippen.
“Ik heb écht geen hond! Ik draag graag hondenriemen. Dan lijkt het alsof ik met een doel in het bos rondloop. Dan zie ik er niet zo verdacht uit en kom ik ook lekker makkelijk in gesprek met…” ratel ik wanhopig.
“Ja ja… En die hondensoepjes eet u ook zelf op?” Hij wijst naar mijn jaszak.
“Ach, laat ook maar,” mompel ik. Het maakt het er allemaal niet beter op.
Geen hond die luistert
“Roept u uw hond eens?” commandeert hij ineens bars.
Onnadenkend roep ik meteen “Borat!!” en fluit een keer demonstratief.
“Ziet u wel, u heeft wél een hond!” roept hij triomfantelijk.
“Ziet u niet, dat ie helemaal niet komt?!” blèr ik terug. “Dat is omdat er geen hond naar mij luistert! Er IS namelijk geen hond!”
Dan zie ik zijn meewarige, lichtelijk verachtende blik. Een blik die boekdelen spreekt over de zoveelste verwarde man op zijn bospad. Even kijkt hij rond. Nog steeds geen hond.
“Ik reduceer de boete tot 99 euro. Voor u. Omdat u, naar uw zeggen, niet eens een hond heeft.” Smalend scheurt de boswachter het papiertje van het blok, vouwt het op en duwt het in mijn handen. “Thuis meteen overmaken. Hele fijne wandeling nog, meneer.” En weg is hij.
Honden zijn stom
Verbijsterd en verslagen druip ik af naar huis, het papier in mijn vuist geklemd. Honderd euro voor virtuele hond. Thuis vouw ik de boetebon open. Bij het bedrag staat helemaal geen 99 euro. Er staat een priegelig klein gedichtje
“Had ik u mooi even beet, meneer de hondenscheet. Ik ben geen boswachter, maar daar bent u nu vast ook wel achter. Loslopende honden zijn niet fijn, laat dit een waarschuwing voor u zijn!” En daaronder: “Koos de Boskabouter, actief natuurbeschermer en duurzaam wildliefhebber”.
Ik ben er wel klaar mee. Genezen. Honden zijn gewoon stom. En wandelen is nog stommer. Ik ga nú bij Ali E. een hometrainer bestellen.