
Fotobron: Wikipedia – emelha
En dan is Jules Deelder dood. Ik denk en dacht nooit aan hem, dacht ik. Na vandaag weet ik wel beter. De associaties met Deelder in mijn hoofd zijn kennelijk talrijk. Hij is het type bekende Nederlander dat met zijn laatste adem een heel tijdperk achterlaat.
Volgens mij moest ik al, met terugwerkende kracht, altijd aan hem denken als het over Sparta ging. Zelfs als Rotterdam alleen al ter spake kwam, kan hij nooit ver weg geweest zijn. Ook dacht ik nog geregeld aan dat literaire gebeuren in Den Haag, voor scholieren, ergens in de jaren tachtig.
Een klasgenootje mocht een panel, met onder andere de gestileerde dichtende junk, een vraag stellen. Ik weet er weinig meer van. Alleen dat de woorden een stuk stompzinniger uit haar mond kwamen dan ze bij mij hadden gedaan. (Ik ben nog jaloers.)
Deelder zat in de jaren tachtig dus al in mijn kop. In eerste instantie via een schoolboek Nederlands. Literatuurgeschiedenis. Dat hij de Rotterdamse Herman Brood was, daar zou ik pas veel later achter komen.
Een reactie onder het NOS-bericht is ook verhelderend:
R.i.p.
Niet mijn favoriet, maar toch.— Victoria (@Victoria2017X) 19 december 2019
Zelfs als je niets met hem had, heb je kennelijk de behoefte om dat kenbaar te maken. Hoe groot ben je dan?