De klachten over de kreet OK boomer zwellen aan. Polariseert! Stigmatiseert! Discrimineert! Verbindt niet!
Maar zal ik, 60-jarige, jou eens wat zeggen, boomer?

Fotobron: Michiel Hendryckx, Wikipedia
Van mij mag hij, die kreet.
Ik gebruik hem zelf weliswaar met mate, al was het maar omdat ik vanwege mijn leeftijd dan dikwijls ‘joh, je bent zelf een boomer’ naar het hoofd geslingerd krijg, maar ook omdat kreten hun kracht verliezen wanneer je er te kwistig mee strooit.
Wat me aan OK boomer nochtans bevalt, is dat hij de terugkeer van het generatieconflict suggereert. En dat zou een zegen zijn.
Geen zegen was wat we de afgelopen tientallen jaren hebben gezien: ouders en kinderen die oppervlakkige vriendjes van elkaar werden om samen ongestoord te kunnen delen in het comateuze consumentenparadijs dat onze samenleving was geworden.
Begrippen als ‘burgerzin’, ‘verantwoordelijkheid’ en ‘opvoeding’ verdwenen naar de achtergrond omdat ze in geen enkel verdienmodel van pas kwamen.
Maar ouders behoren hun kinderen op te voeden. En kinderen – of jongeren – uiteindelijk ook hun ouders. Vooral dat laatste, want ga er maar vanuit dat jonge mensen meestal gelijk hebben.
Het enige nadeel van jonge mensen is dat ze oud worden, maar gelukkig wordt niet iedereen even beroerd oud, dus is er wel degelijk vooruitgang mogelijk. Er bestaan immers ouderen die bereid zijn van jongeren te leren.
Leren van stagiairs
Een lichtend voorbeeld ben ikzelf! Jarenlang heb ik gewerkt op de redactie van een grote landelijke krant, en degenen van wie ik het meeste heb geleerd waren niet mijn directe collega’s, noch mijn chefs, en al helemaal niet de pak’m beet vier hoofdredacteuren die ik heb moeten verdragen, en die stuk voor stuk een feilloos instinct bleken te bezitten voor het nemen van de slechtst denkbare beslissingen – nee, dat waren degenen die het laagst stonden in de redactionele hiërarchie: de stagiairs.
Ik leerde van hun nieuwsgierigheid, hun stormachtige inzichten, de wijze waarop ze ingesleten gewoontes ter discussie stelden. Van de frisse wind die ze lieten waaien en de spinraggen en stofnesten die daarmee werden weggeblazen.
In ruil daarvoor bood ik hun mijn kennis aan, en de ambachtelijke handigheidjes die ik in de loop van vele jaren noeste arbeid had aangeleerd. Die kennis zogen de stagiairs gretig op, die handigheidjes maakten ze zich verbazingwekkend snel eigen, want dat is namelijk nóg een prettig kenmerk van jongeren: hun ruime leercapaciteit. En hun bereidheid om te leren.
Dit betekent niet dat ik alles wat ze zeiden voor zoete koek slikte. Ik ging er soms zelfs hardhandig tegenin, somde met name tal van praktische bezwaren op die tussen droom en daad in stonden, maar dat deed ik zonder boos te worden, en zonder mij te beroepen op mijn ingebeelde gezag als oudere en wijzere. Zo staken we veel van elkaar op, en was ik – hopelijk – geen boomer.
Harmonieus generatieconflict
Men zou dat een harmonieus generatieconflict kunnen noemen, maar in veel gevallen loopt het niet zo, want nogal wat van mijn collega’s snoerden de stagiairs de mond of zadelden hen op met vervelende klusjes waarin ze zelf geen zin hadden, zoals de post sorteren of telexjes afscheuren, wat pure uitbuiting was.
Een uitzonderingspositie bekleedden stagiaires met bloeiende borsten en strakke billen: die hoefden nooit telexjes af te scheuren als ze daar geen trek in hadden. De meesten van mijn collega’s waren namelijk gefrustreerde mannen met beroerde huwelijken, en MeToo lag nog ver achter de horizon.

Fotobron: surdumihail Wikipedia
Waar had ik het ook alweer over? O ja, het generatieconflict. Leve het generatieconflict. Kijk maar eens wat het in het verleden heeft opgeleverd. Steeds als het had gewoed, werd de wereld voor even een stukje beter. Steeds als het uitbleef, zakte de wereld weer in.
Generatieconflicten zorgen voor de wrijving, de elektrische spanning, de vernieuwing die de maatschappij en de mensheid voortstuwen.
Helaas bestaan er boze tegenkrachten die het sommige generaties onmogelijk maken hun conflicten tot bloei te laten komen.
In de jaren zestig tierde het generatieconflict dat het een lieve lust was en het een aard had, met al die provo’s, de Maagdenhuisbezetting, en leuzen als ‘de verbeelding aan de macht’ en ‘wees realistisch, eis het onmogelijke’.
Dat klonk idioot, en dat was het ook, maar wat was het uiteindelijke resultaat van die roerige, soms dwaze tijden?
Veel goeds.
Ons politieke en maatschappelijke bestel werd vrijer, opener en democratischer, en de levenskwaliteit van veel mensen nam onmiskenbaar toe.
Oligarchie
Helaas ontstond er halverwege de jaren tachtig zo’n boze tegenkracht, in de vorm van een laissez-faire-kapitalisme dat van ons open en vrije bestel een door schijn-democratie en nepnieuws aangestuurde oligarchie dreigt te maken. En je mag het de ‘protestgeneratie’, zoals ze destijds werd genoemd, verwijten dat ze dit heeft laten gebeuren, dat ze zich door de kapitalistische zwijnen heeft laten inkapselen, en haar kinderen daarin heeft meegesleurd.
Het is natuurlijk mogelijk dat de jongeren die nu onder aansporing van Greta Thunberg de straat opgaan, het straks net zo laten afweten als de boomers van tegenwoordig. Zover is het nog niet, en het minste dat je dus kunt doen is ze het voordeel van de twijfel gunnen, en hun zorgen serieus nemen, in plaats van ze bij voorbaat verdacht te maken en te kleineren.
Bovendien zijn hun vooruitzichten zo veel benauwender dan die van de boomers in hun jonge jaren dat ze misschien niet eens de kans krijgen om door welvaart en materialisme gecorrumpeerd te worden.
‘Rupsje-nooit-genoeg’ versus ‘rupsje-wil-leven’
In de jaren zestig betoogden jongeren voor meer vrijheid. Die van nu betogen voor een toekomst. Het is dus ‘rupsje-nooit-genoeg’ versus ‘rupsje-wil-leven’.
Wat bovendien pleit voor de jongeren van nu is dat ze tot op heden geen leiders hebben voortgebracht die het vooral om politieke macht lijkt te doen. De meest prominente leider is een 16-jarige autiste van minuscule gestalte die zich niet op haar gemak voelt met haar leidersrol, haar tijd het liefst in afzondering zou doorbrengen, en bij voorkeur zwijgt wanneer ze niets dringends te zeggen heeft.
Onwaarschijnlijke leiders, leiders tegen wil en dank, zijn het geloofwaardigst, en het zou zomaar eens kunnen dat deze protestbeweging meer urgentie en saamhorigheid kent dan die van de jaren zestig; dat ze iets méér belichaamt dan een hang naar zelfontplooiing. Dat het nu niet zozeer gaat om samen voor ons eigen maar om samen voor onze wereld.
Ooit een orakel
Stellen we daar nu ene Maarten van Rossem tegenover. Ooit, ik geef het toe, was Maarten een beetje een orakel voor me. Dat kwam ook door zijn zowel nuchtere als elegante schrijfstijl, en zijn humor. Daarnaast ontleedde hij met een zekere bevlogenheid en onmiskenbare scherpzinnigheid kwalijke verschijnselen als populisme en neo-liberalisme.
Nu lijken deze aanklachten niet veel anders te zijn geweest dan adempauzes voor zijn cabareteske uitweidingen. Want Maarten maakt zich uiteindelijk nergens druk om. Het land wordt al met al redelijk bestuurd en niemand heeft iets te klagen.
Uiteindelijk heb ik mijn abonnement op zijn glossy ‘Maarten’ opgezegd vanwege altijd weer diezelfde dorre, gemelijke, melige teneur: alles is stom, maar wie zich daar druk om maakt, is ook stom. Maarten doorziet alles, staat overal boven, en ligt nergens wakker van.
Wat voor mij definitief de deur dicht deed, was dit jaaroverzicht van hem.
Burgermansbeuzelpraat
Over het klimaat geeft Maarten daarin niets anders ten beste dan verfoeilijke burgermansbeuzelarijen. Laat niet alleen het bedenkelijke ethische gehalte maar ook de schokkende domheid van de twee volgende constateringen goed tot je doordringen:
‘De komende 20 jaar valt het nog wel mee, en veel langer zal ik er zelf niet meer zijn’.
‘Negatieve effecten zijn vooral waar het al onaangenaam warm is.’
En tenslotte de flauwe boutade dat we dankzij de klimaatverandering ‘in ieder geval geen Elfstedentocht meer krijgen’.
Want dergelijk plat volksvermaak is professor Van Rossem een gruwel, begrijpt u wel?
Daarnaast bagatelliseert Van Rossem op kortzichtige wijze het succes van Forum voor Democratie. Geen zorgen, die partij zal niet meeregeren zolang ze zulke extreme standpunten huldigt. Hij ziet kennelijk niet in hoe partijen als FvD en PVV het hele politieke klimaat vergiftigen.
Tenslotte: Maarten is in het geheel geen supporter van Trump, maar gezegd moet worden dat die Trump geen oorlog is begonnen, zoals Bush jr.
Mijn antwoord: juich niet te vroeg. Dat kan nog veranderen als we vier jaar Trump erbij krijgen – en vlak die mogelijkheid vooral niet uit. Toen Bush jr. aantrad, predikte hij een ‘nederig buitenlands beleid’. De VS moest af van het idee dat het overal in de wereld kon en moest ingrijpen. Toen kregen we 9/11 – waarvan het effect ook al door Van Rossem werd gebagatelliseerd – en wierpen de Verenigde Staten op desastreuze wijze alle nederigheid van zich af.
Ook Trump, vooral Trump, zal als man zonder inhoud en beginselen een oorlog kunnen beginnen wanneer er zich iets extreems voordoet, en hij in het zijn hoofd haalt – of wanneer hem wordt ingefluisterd – dat daaraan voordeel valt te behalen.
Alleen maar dedain
Alle gevaarlijke politici die op dit moment wereldwijd de wind in de zeilen hebben, zijn in Maartens ogen ‘clowns’ en ‘carnavalsfiguren’, alle verontrustende bewegingen die her en der de kop op steken bestaan uit ‘randdebielen’, en elke potentiële ramp zal wel loslopen. Dedain is alles wat hij te bieden heeft. Het zal zijn tijd wel duren. Bagatelliserend en badinerend kuiert hij de eeuwige nacht tegemoet.
Wat maken jullie een drukte, ik heb het toch allang uitgelegd, zo doe ik geen oog dicht – zo valt zijn houding samen te vatten.
Maarten is, kortom, het prototype van een boomer. Ofwel: een ouder persoon met een inlevingsvermogen en intellectuele perceptie waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken. En zolang dit soort rupsjes-nooit-genoeg door blijven wauwelen, blijft de kreet ‘OK, boomer’ voor mij relevant.
Amice,
Dank voor uw prikkelend essay “Boomers bestaan echt, Maarten van Rossem is het prototype”. In mijn eerste reactie op Facebook heb ik verzuimd u te complimenteren met de geslepenheid van uw pen en de denkkracht welke deze pen aandrijft. Wat mij ervan weerhoudt me ten volle uit te spreken, kan ik niet direct onder woorden brengen.
Het vooruitzicht van een generatieconflict stemt mij droef, hoewel de ampel vloeiende glij-olie van het kleinburgerlijke, holle, tot niets verplichtende harmoniemodel mij nog veel droever stemt. Maar het ‘verbindingsdiscours’ kan ik gevoeglijk negeren, terwijl uw stellingname mij tot het tegendeel prikkelt; evenwel zonder dadelijk te weten hoe aan deze prikkeling gehoor te geven.
Ik verzoek u dan ook om enkele dagen respijt. Ik zou u zeer te kort doen als ik mijn onzekerheid inzake het generatiethema zou verhullen achter een stijloefening die, door over uw stijl de loftrompet te steken, uw essay zou bejegenen als iets van even weinig soortgelijk gewicht.
Hoogachtend…
Edelachtbare, hartelijk dank voor uw reactie. Mijn vraag aan u luidt: waarom stemt het vooruitzicht van een generatieconflict u droef? Is het niet juist bemoedigend dat jongeren in deze tijden, met dit beangstigende toekomstperspectief, ten minste de intentie aan de dag lijken te leggen om het beter/anders te doen dan hun voorgeslacht?
Het is zeker bemoedigend, hoogmogende, dat jongeren iets anders willen en beogen. Ik wil ook iets anders. Ik kan mij uit mijn biografie nauwelijks een episode heugen waarin dit niet het geval was. Ik onderschrijf niet alleen de doelen waar de – terecht — beroemd geworden Greta voor ijvert; ook vind ik haar een wonder van consistentie en — term die men met betrekking tot haar zelden bezigt — bescheidenheid. Zij heeft niet het gelijk in pacht, zij verwijst voortdurend naar de wetenschap.
Terecht vraagt u mij waarom het vooruitzicht van een generatieconflict mij droef stemt. Ik weet het antwoord niet. Ik zie geen conflict; we zitten allen op dezelfde bedreigde planeet. Dat zou een deel of een begin van een antwoord kunnen zijn.
Een minder stemmingsgebonden deel van het antwoord lijkt mij dat het echte conflict, (of moet ik zeggen de ‘patstelling’?) zich afspeelt tussen hen die zich gemakshalve vereenzelvigen met een falend establishment versus degenen die zonder fratsen duurzaam willen leven. Tussen dood geld waarmee wereldwijd meer geld/schuld wordt gemaakt versus de levende wisselkoers der beschaving — niet te verwarren met bit- en andere cult-coins voor de superrijken.
In die richting zou mijn antwoord gaan… Ver ben ik daar niet mee gekomen. Maar dit los van de overtuiging dat de klimaatcrisis drastisch moet worden gekeerd. En anders dan prof Pinker ben ik niet van mening dat men deze crisis bestrijdt met opbeurende cijfers en berichten… Ja, bij nader inzien is er wel zoiets als een generatieconflict. Boven zekere leeftijd raken velen in hun opvattingen verstokt; niets kwetst de ijdelheid zozeer als de beschuldiging dat men het al die tijd fout had; al die tijd in een leugen heeft geleefd (zou Kafka zeggen; wij noemen het heel eufemistisch ‘in een bubbel’).
De meesten van ‘mijn generatie’ laten kansen lopen om de eigen overtuigingen aan te scherpen of t corrigeren; en vergeten, alweer gemakshalve, waarom het gaat. Na ons de zondvloed, nietwaar?
Uw lankmoedigheid afsmekende inzake mijn omslachtigheid verblijf ik
Eerwaarde, als altijd zie ik uw omslachtigheid door de vingers. Te meer daar u het toch, im grossen Ganzen, met mij eens schijnt te zijn.