De eerste tekenen van verzet tegen wat er van me verwacht werd ‘als ik later groot ben’, richtten zich tegen de nette broek. Een suffe grijze broek gemaakt van Terlenka, zo’n stof waar je nu nooit meer van hoort, maar het beeld staat in mijn geheugen gegrift.
Zo’n Terlenka broek die mijn moeder het jongetje van een jaar of zeven dat ik was wilde aansmeren leek als twee druppels water op de broeken die mijn vader droeg. Altijd zorgvuldig gestreken en met scherpe vouw. Zo’n broek die bij een pak hoort. Een net pak, daar voelde mijn vader zich helemaal het heertje in.
Ik wist al jong dat ik geen heertje wilde zijn. Liever dan zo’n suffe nette broek aan te trekken, ging ik in korte broek naar school, in mijn herinnering zelfs in de winter. Het volgende dat ik me herinner is het zouteloze compromis met mijn moeder. De ribfluwelen broek. Het was de spijkerbroek die me later definitief verloste van het schrikbeeld van het heertje.
Tegenwoordig kan ik er om lachen. Om het slag mannen dat parmantig loopt te paraderen in pak. Een goed pak, noemen ze dat. Pakken worden door mannen die ze dragen onderscheiden in twee soorten. Goede en foute!
Een goed pak voldoet aan alle regeltjes. Over hoe ver de mouwen van het overhemd uit die van het jasje mogen steken. Hoeveel centimeter sok zichtbaar mag zijn tussen de schoen en de zoom van de broek. Over aantal knopen, mouwinzet, geometrie en afmetingen van revers. Een goed pak is een banale optelsom van pietluttige details.
Lastig om kleding te verzinnen die ernstiger overschat is. Typisch gevalletje Nieuwe kleren van de de keizer. Want het pak is in essentie niets anders dan de mannenversie van de boerka. Een kledingstuk waar een heel mannenlichaam onder verborgen kan worden. Dus eigenlijk geen boerka maar een nikaab. Want ook het pak laat nog net het gezicht vrij. Maar ik houd het even op boerka.
Goed bekeken heeft de man die pakken draagt ook wel iets van een gelovige. Het geloof dat er niets kan tippen aan het pak. Dat een pak zelfs sexy is! Kan een boerka sexy zijn? Het is vergezocht! Maar dat hebben alle vormen van geloof gemeen.
Gerrit Hiemstra en Peter Kuipers Munnike, de eeneiige weertweeling van het NOS-journaal, zijn van die typische pakkenmannen. Om hun kledingstijl worden ze de hemel in geprezen door deskundigen die alle regeltjes uit hun hoofd geleerd hebben.
Dus zijn hun pakken ook ‘cut to the bone’ zoals de regeltjes tegenwoordig luiden. Beide weermannen zitten er meer dan strak in. Een beetje te strak eigenlijk, hoe rank hun lijven ook zijn, het ziet er opgepropt uit.
Want cut to the bone is een poging onverenigbare zaken te verenigen. Het wringen begint al bij de gebruikte stoffen, die lenen zich niet voor het volgen van de contouren van het lichaam. Want die stof is juist bedoeld voor het tegendeel: de vorm van het lichaam verdonkeremanen.
Waar een compromis onmogelijk is moet een keuze gemaakt worden. Als een pak werkelijk cut to the bone moet zijn zijn andere stoffen nodig. En zie dan een verstokte pakkendrager maar eens te overtuigen! Krijg je strenge moslima’s de straat op met een boerka in lycra-uitvoering?
Hoe dan ook, iets sportievers zou de afgetrainde lijven van beide weermannen meer recht doen dan een stijf pak. Iets als een wielrennersoutfit is voor ze gemaakt want met lycra cut je pas echt to the bone, en dan zonder de adem te benemen. Gerrit zou de wolkenvelden en regengebieden een stuk soepeler uit zijn strot krijgen.
En dat zou niet het enige voordeel zijn want wie lycra zegt, zegt kleur! Waarom zou het element kleur zich moeten beperken tot de stropdas, de schaamlap van het pak? De halsband van de man die zich in het pak heeft laten naaien.
Veel opvattingen uit mijn jongetjestijd heb ik gelukkig voor betere ingeruild, een enkele hield moeiteloos gelijke tred met voortschrijdend inzicht. Dus dat heertje ben ik gelukkig nooit geworden.