Er was een tijd, waarin je de telefoonnummers van je vrienden uit je hoofd kende. Hen belde je namelijk via de vaste telefoon. Dat was normaal. Het was ook een goede graadmeter voor hoe goed je bevriend was en daarnaast een natuurlijke limiet op hoeveel vrienden je kon hebben.
Zo werkt het natuurlijk al lang niet meer. Er zijn geen apparaten zó snel zó onmisbaar geworden als de mobiele telefoon. Beetje navigeren in Frankrijk? Dat doet ie. Iemand appen als je hem of haar niet kunt vinden op Lowlands? Hoppa, locatie delen en je ziet je vrienden zo. Helemaal voor iemand zoals ik, zonder enige vorm van richtingsgevoel, is dat best handig. Want ik presteer het om een leuke kroeg te vinden in Berlijn en dan kort voor de Poolse grens erachter te komen dat ik een afslag heb gemist.
Wat wel handig is (en blijft), is dat je telefoon altijd nog wat stroom heeft. Elke twee jaar merk ik dat de accu van mijn telefoon een langzame dood sterft. Dan sta ik dus op Lowlands met een overleden batterij en ben ik mijn vrienden kwijt. Of ik moet met mijn beste Frans op zoek naar het appartement in de buurt van de piste. Nu kun je natuurlijk overal een powerbank mee naar toe slepen, maar die vergeet ik dus ook. Vandaar dat ik om de twee jaar van telefoon wissel.
De mobiele telefoon is niet meer weg te denken uit de maatschappij. Ga in de ochtendspits maar eens met de trein naar je werk. Dan zie je hoe in elke coupé twaalf selfies worden gemaakt, zes mensen gewoon doorwerken op hun toestel en een paar die Tetris proberen uit te spelen op hun Samsung s10. En als je op de A2 in de file staat, dan kun je er donder op zeggen dat zo’n beetje alle automobilisten met behulp van Waze een alternatieve route aan het uitvogelen zijn.
Het krijgen van een smartphone is vandaag de dag zelfs een overgangsrite. Wanneer je van je ouders een telefoon krijgt, dan hoor je erbij. Het hebben van een mobiel geeft kinderen namelijk een bepaalde mate van zelfstandigheid; ze hebben ineens een stem, althans in de familie-appgroep. En ze kunnen meedoen met alle app-groepjes van hun klasgenoten en zichzelf al TikTokkend profileren.
Afgelopen Kerstmis, tijdens de avondmaaltijd, hadden mijn neefjes, al vóór het dessert op tafel stond, foto’s van het diner bewerkt op hun iPhone xs max. Die kiekjes kon je dan weer delen als sticker via WhatsApp. Op één van die stickers stond ik. Omdat ik een glas wijn omstootte en dat zag er grappig uit.
Maar toen ik hem tweede kerstdag belde omdat ik wilde weten met welk programma hij die sticker had gemaakt, klonk hij wat beverig. Ik vroeg hem wat er was. Hij piepte dat hij geschrokken was van het feit dat ik hem belde. Ik moest daar hartelijk om lachen: “Je hebt toch niet voor niets een telefoon?”
“Maar oom,” antwoordde het menneke, “wie belt er vandaag de dag nou nog?”