“Meiske, wil je alsjeblieft nog een pak zakdoekjes voor mij pakken? Die met aloë vera, want de onderkant van mijn neusje begint al te prikken,” begin ik mijn relaas.
Dochter, bijna 10, staat op. Ze rolt met haar ogen en demonstratief stampvoet ze naar het keukenkastje. Ze tovert de grootverpakking zakdoeken tevoorschijn en met een welgemikte worp smijt ze de doos tegen mijn achterhoofd. “Snotter ze, pap.”
Met rode traanogen en het droevige geluid van mijn ophalende neus knik ik haar dankbaar dankjewel. “Ach en wee, mijn keel doet zo’n pijn. Van al dat hoesten. En wat spijt het mij dat ik midden in de nacht zo hard kuch. Je zal er vast wakker van worden, lieverd. Of van mijn gesnurk, nu alles zo vreselijk vast zit.”
Dochter negeert mij. Ze kijkt strak naar het beeldscherm, waar ‘The Thundermans’ de wraak van Dr. Colosso over zich heen krijgen. Haar blik staat op onweer.
“Welk een noodlot treft mij, hè? Net nu ik in een musical mag spelen. En dan word ik zo ongelooflijk heftig verkouden. Ik kan dat nu echt niet gebruiken hoor. Ach, lieverd, zou je voor mij de hoestsiroop willen pakken? En de thermometer? Misschien heb ik koorts. Want als ik heel hard op mijn jukbeenderen druk voel ik wat pijn. Voorhoofdsholteontsteking, wedden? Och, och, och. Hoe moet dat nu met de hond?“
Dochter kijkt niet weg van het scherm. Ze mompelt, maar ik versta haar best, ook al zitten mijn oren vol snot. “Mama laat de hond nog steeds uit, zelfs als ze een longontsteking heeft. Mietje.” Maar ze pakt keurig de thermometer en de hoestdrank.
Ik schrik van haar woorden. Alsof ik mijn enorme verkoudheid fake. Ik kuch toch? Schandalig hard? En ongecontroleerd. Weet je wat? Ik zal mijn temperatuur opmeten. Wat zal ze zich schuldig voelen als blijkt dat ik met 43 graden koorts nog steeds zit te giechelen om Dr. Colosso.
Nadat de thermometer ‘piep’ zegt kijk ik op het display. 36,7 geeft het aan. Wanhopig krijs ik dat er nieuwe batterijen in moeten. Hij is overduidelijk stuk.
Dochter rolt nogmaals met haar ogen. “Pap, sorry hoor, maar ik vind het behoorlijk stom dat je pas een echte vent word als je een beetje verkouden bent. Met je oeverloze geklaag. Weet je wat jij moet doen? Net zo vrouwelijk zijn als je altijd bent, met je koken en bakken en kaarsjes branden enzo. Dus als je nou eens tijdens het ‘doodgaan’ als een echte vrouw gewoon doorgaat met je leven? Verrekte alfaman.” En met deze woorden stampt ze naar haar kamer.
Met mijn laatste krachtsinspanning ruim ik de vaatwasser uit. Huilend.