
Bron: Pixabay.com
Ik heb een vraag. Aan de KRO, aan vrouwtje Pyggelmee en aan Nederland in het algemeen: Mag het nu eindelijk voorbij zijn, elk jaar dat gemuts met die gestoorde boeren en hun kansloze muurbloemen?
Twee en een half miljoen elleboogsnuiters zaten gisteravond gezellig klaar voor de speeddate. Ik ook ondanks superieur intellectueel verzet, dat gebroken werd door een stem uit de huiskamer: ‘Kijk je ook?’
Opnamen van vóór corona, want er wordt uitbundig gehugd en gedrieklapperd.
Een corpulente schuddebuiker pelt mandarijntjes voor elk van de tien grensgevallen die 5 minuten krijgen om hun lusthormonen over hem uit te strooien. Hij draait de wekker alvast op.
Een andere autist leidt zijn vangst blozend naar de mancave op het water en helpt met het nemen van het opstapje.
‘Als ik het word, is die boot het eerste wat eruit gaat’, zie je ze denken.
De mannen beperken zich voornamelijk tot zwijgend keuren, genietend van de overweldigende ego-boost na al die dorre jaren.
‘Hoe was het? Wat is ie leuk hè’.
Langzaam boren mijn teennagels zich in het laminaat.
De groepsdruk uit zich nu nog in omhelzingen en ongekende solidariteit, maar onderhuids worden de messen al geslepen.
Straks in aflevering zoveel mogen ze voor het eerst gierend van de zenuwen aan een uier zitten, zich niet realiserend dat later de overall, de stress, de stikstof, de eeuwige strontlaarzen en 15 cent per hectoliter, iedere poging tot romantiek in de kiem zullen smoren.
Gevangen in het design van de kringloopwinkel. Met treurige plastic tafelkleden, meubels van bronsgroen eikenhout, tikkende koekoeksklokken, gammele keukenstoelen, tirannieke boerouders en maaltijden uit de hongerwinter.
Straks mag boer Geert met vijf vrouwen een dagje uit.
Ik kan niet wachten.