Je maten high-fiven.
Bij collega’s aan het beeldscherm staan om een ontwerp te bekijken.
Met zijn allen in de pauze gezellig aan tafel zitten, zónder twee stoelen ertussen.
Met vrienden op de bank hangen.
Die eerste barbecue van het jaar, met zijn allen.
Met de band in de oefenruimte herrie maken en lachen om elkaars scheten.
Stoeien met de neefjes.
Een wielerklassieker kijken op zondagmiddag met je pa.
Je ouders een knuffel geven.
Lekker aan een bar hangen en ouwehoeren met vage bekenden.
Rammelige bandjes kijken in een te warme kroeg.
Koffie leuten met de buren.
De vrijmibo op het werk.
Smalltalk op het schoolplein met andere ouders.
Lachen op een verjaardagsfeest bij iemand thuis.
Bokstraining en een potje sparren met sportgenoten.
Voetballen in het park op een zonnige middag.
Dansen in de menigte op een festival.
Laveren in de drukte van het stadscentrum op zaterdagmiddag.
Bier drinken op een terras in de zon.
Je cluppie toeschreeuwen op zondagmiddag.
De levendigheid van mensen om je heen, waar je ook gaat of staat.
Het warme bad van de massa om je in onder te dompelen.
Al die dingen die zo onvoorstelbaar vanzelfsprekend zijn, dat je de waarde er pas goed van beseft wanneer je ze niet meer kunt doen. Doordat je sociale leven momenteel verkruimeld is en gereduceerd tot een opdrogende stroom van appjes, memes en videogesprekken. Van zwaaien op de parkeerplaats tot vluchtige ontmoetingen met een raam ertussen.
Het leven voelt momenteel als geamputeerd van alle ledematen. De romp is er nog, maar die kan nergens heen. Nog even volhouden mensen. De schade halen we weer in. Zingend, drinkend, knuffelend.
Hard, veel en zo uitbundig zoals we het nog nooit hebben gevierd. Waarna we dronken van geluk de zon weer op zien komen. Die dag gaat komen. Wanneer, dat weet geen mens. Maar we kijken ernaar uit, naar wat straks als een intense, bombastische en euforische bevrijdingsdag 2.0 gevierd gaat worden.
Hou. Vol.