“Ik kan het niet! Kutzooi!“ Het rekenschrift vliegt door de kamer. Uit frustratie trekt Zoon een vuist vol haren uit zijn hoofd. Hij schreeuwt, huilt en vloekt. Thuisscholing vanwege corona is niet aan hem besteed. Thuis speel je, op school leer je. Mama is geen juf, ook al is dat toevallig haar baan.
Dochter rolt met haar ogen en ze tikt woest een nieuwe opdracht op Squla aan. Broer stoort en beangstigt haar met zijn onberekenbare gedrag, maar ze weet dat elke opmerking alles alleen maar erger maakt.
Mijn vrouw neemt Zoon ondertussen mee naar de gang. Ze pakt hem in de houtgreep en via haar kalme stem vloeit berusting in het trillende lichaam van Zoon. Hij gooit zijn slungelig wordende armen om haar heen en boort zijn vuurrode gezicht in haar hals. “Ik haat mijn kutleven, mama. Ik haat corona en ik haat de regering. Als Rutte mij nog een week thuis laat zitten gooi ik een ruit bij hem in.” Zijn moeder reageert zalvend. Langzaam ontspant zijn lijf en dan komen de tranen van verdriet.
“Mam! Ik snap deze som niet,” gilt Dochter vanuit de huiskamer. “Hou GODVERDOMME je kop, kutzus!” schreeuwt Zoon terug. “De wereld draait niet alleen om jou hè?” sneert Dochter, en de buitendeur wordt met een gigantische klap bijna uit haar scharnieren geslagen. De trampoline biedt soelaas in deze bizarre weken van thuisscholing.
De zorgbegeleiding begrijpt de ernst van onze situatie. Zoon mag – net als een paar andere kinderen – toch komen logeren.
Mama geeft hem een knuffel, zijn koffer en zijn pillen. Dochter zwaait en rent naar boven, ze weet zich geen houding te geven. Ik breng hem weg. Doodop.
Zoon stopt niet met praten. Over hoe hij corona haat. Hoe hij zijn juf mist, de regelmaat, de structuur. Dat hij plezier gaat maken met zijn vrienden, dit weekend. Maar dat hij tegen maandag opziet. Want thuis zitten voelt als een gevangenis. En dan is hij even stil.
“Ik wil het niet, pap. Boos worden op Zus. Ik doe haar pijn, en ik weet achteraf nooit wat ik gedaan heb. Soms denk ik echt dat ik maar beter dood kan zijn. Het geeft mij rust, maar jullie ook.” Ik wrijf over zijn been. “Wij kunnen niet zonder jou. Jij bent één van ons.”
Thuis ligt mijn vrouw uitgeput op de bank. Dochter is nog steeds op haar kamer, zoals ze dat steeds vaker doet. Vluchten, maar ook de veiligheid van haar eigen ruimte.
“Het is niet aardig om te zeggen, maar ik ben blij dat ik even rust heb,” zucht mijn vrouw. Ik zet de tv aan, en plof in pyjama naast haar.
De deur vliegt open en Dochter rent richting de schoot van mama. “Ik weet niet waarom, maar ik heb mijn wimpers uitgetrokken,” huilt ze. En inderdaad, de helft van haar wimpers is verdwenen.
Dan komt alle angst eruit. Een bevend hoopje kind, veilig op de troostende schoot van moeder. En zo zitten ze in elkaar verwrongen, zeker een kwartier.
“Als ik mezelf pijn doe, voel ik heel even niet hoe zeer het vanbinnen voelt, mama.”
Ik zet de tv uit. Naast mij zitten de twee dames en ik hoor flarden van het gesprek. Maar het is me teveel om de broodnodige informatie te absorberen.
McDD, thuisscholing en corona. Het zijn geen vrienden van elkaar.
geen woorden voor….
ik kan jullie enkel heel veel sterkte en kracht wensen….
Pfoe. Prijs me gelukkig dat ik alleen woon, als ik dit lees… mooi opgeschreven, dat wel.
Sterkte Gabriël, voor jullie allemaal! Het hebben van een zorgkind put je mentaal uit, het is een emotionele vermoeidheid die niet te begrijpen is voor andere mensen (spreek helaas uit ervaring).. Hopelijk is dit hele coronagedoe snel over!
Lieve familie,
Denk aan jullie, dat het inderdaad maar gauw over mag zijn, want deze (onzekere) tijd gaat echt niet samen met MCCD!