Het huis in quarantainetijd. Zo heet het toch, momenteel? Zo voelt het in ieder geval wel. Want dat jij en ik deze tijd meer thuis zijn dan normaal, dat is een feit. Om thuis te werken, al weten we dat daar in de praktijk stukken minder van terecht komt dan bedoeld.
We slenteren door onze huizen en struinen door spullen uit ons verleden. Bezoeken plekken in huis die we normaliter volstrekt negeren. “Hee, deze kast staat helemaal niet tegen de muur! Wat is… ah, dus dáár staat mijn snowboard! En had ik al die jaren dus tóch een strijkplank?” Mensen herontdekken dat ze een zolder hebben, inclusief de vergeten zooi die daar al jaren staat te verstoffen.
Er vallen je ineens heel wat dingen op in je stulpje. Dingen die je normaliter niet ziet. Dat stof zich wel degelijk verzamelt onder je bed, bijvoorbeeld. Of dat spinrag ook groeit op plekken waarvan je je afvraagt hoe daar in godsnaam een spin is gekomen. Aan de binnenkant van een lamp waar je niet bij kunt bijvoorbeeld.
Deze week rook ik iets vreemds in huis. Iets wat ik niet zo een, twee, drie meteen thuis kon brengen. Nu heb ik een peuter rondlopen die er lustig op los schijt, maar deze putlucht was anders. Niet zo zeer sterker, wel meer bedorven. Een beetje zoals wanneer een muis achter een kast is gekropen en er niet meer uitkomt.
Zo’n geur van zijdelingse ontbinding. Harde romantiek uit het dierenrijk, maar wat nu mijn neus martelde had niks met aandoenlijke knaagdieren te maken. Dit was een klassieke rioollucht, zo’n stinkende nachtmerrie waar ze tv-programma’s met John Williams om maken.
Waar ik ook mijn speurneus achterna liep, ik kon de oorzaak van deze riool lucht in huis niet ontdekken. Het was niet het bakje met zacht geworden broccoli dat al te lang in de koelkast stond. Ook geen schoen waar per ongeluk nog een restant hondenpoep in het profiel van de zool zat. Ook de afvoer in het bad rook gewoon muf zoals altijd. Niks speciaals. Wat dan?
Juist in een tijd waar een gezonde leefomgeving zo belangrijk is, zat ik niet op dit soort ellende te wachten. Ik ben geen heilig boontje wat hygiëne betreft – er mag echt wel wat vaker gestofzuigd en gedweild worden – maar het is bij mij geen vuilnisbelt. Laat staan dat daar het odeur bijhoort van een manshoge afvoer, de snelweg van alle traag stromende ellende uit verscheidene lichaamsopeningen van een mens.
Enfin, inmiddels is de penetrante neusterreur verdwenen. Waarschijnlijk kwam het van buiten, of van de buren. Of door een surplus aan regen, dat de putten bijna deed overstromen. Ik heb geen idee. Zo’n quarantaine waarin je wordt geacht thuis te blijven doet rare dingen met een mens. Wie weet wat er deze dagen door Jan en alleman door de plee wordt gemieterd.
Mogen we al onderhand naar buiten?