Ook demente bejaarden in verpleeghuizen moeten extra beschermd worden tegen besmetting met corona, hoorde ik een mevrouw op de radio vertellen. Want ze zijn zo kwetsbaar dat de kans groot is dat ze er dood aan gaan. Dus dan neem je niet het risico om bezoek toe te staan. Of bewoners de deur uit te laten. Zelfs niet als het van Rutte zou mogen.
De mevrouw was zelf bestuurslid bij een verpleeghuis. Ik wist meteen zeker dat ik nooit in het hare verzeild zou willen raken. In een ander verpleeghuis liever ook niet, maar soms heb je geen keus. Als de laatste loodjes zijn aangebroken.
In een verpleeghuis worden mensen verpleegd. Mensen die niet meer in staat zijn om voor zichzelf te zorgen. Omdat ze fysiek, mentaal, vaak allebei aan het einde van hun latijn zijn. Het is dus goed dat er verpleeghuizen zijn. Maar je bent er niet voor je plezier. Dus waarom zou je er langer willen zitten dan nodig is.
In een verpleeghuis is de enige mijlpaal die nog voor je ligt de dood. Een verpleeghuis is dus ook een sterfhuis. Het is een plek waar de dood de genadeslag is. Omdat er al zoveel van het leven verloren is gegaan. Wat rest is meer overleven dan leven.
Lichaam en geest zijn in de laatste levensfase geen schim meer van wat ze ooit waren. Vaardigheden verdwijnen, herinneringen en kennis vervagen, tot het besef wie je bent aan toe. Leven is langzaam sterven. Met de dood houdt dat eindelijk op. Bij voorkeur voordat het verpleeghuis onvermijdelijk wordt.
Maar zo denkt dat bestuurslid er dus niet over. Wat haar betreft is een verpleeghuis een overleefhuis. Op die plek is uitstel van het onvermijdelijke een doel op zich geworden. Hoe langer het verblijf in het overleefhuis gerekt kan worden, hoe beter.
En in coronatijden gaat overleven ten koste van het laatste van waarde dat het leven nog te bieden heeft. Het laatste beetje vrijheid, de buitenlucht, een plekje in de zon, de nabijheid van geliefden. Kwantiteit voor kwaliteit van leven.
Dus stel ik me voor dat ik zit opgesloten in een kamertje in zo’n verpleeghuis, bijvoorbeeld dat van de mevrouw op de radio. Omdat ik bijvoorbeeld niet meer kan lopen, slecht zie of hoor. Of niet meer weet wie ik ben of waar ik ben of wie die mensen zijn die het elke dag mogelijk maken nog langer door te gaan.
Of al die dingen tegelijk. Het zijn de dingen die op ieders programma staan en je dus gaan overkomen als je geen kans ziet er voor het zover is tussenuit te knijpen. Als overleven voor alles gaat.
Dus dan zit ik daar in coronatijd in zo’n kamertje, staat daar opeens Lenny Kuhr vanaf een hoogwerker voor mijn raam te kwelen. Om me een hart onder de riem te steken. Het zal vast wel goedbedoeld zijn, maar als het je smaak nou niet is? Jammer dan! Er zit niets anders op dan blij zijn! Anders ben ik ondankbaar. Ik zou al blij moeten zijn dat ik er nog ben!
Het is allemaal om een virus buiten de deur te houden dat een einde aan mijn leven zou kunnen maken. Of wat daar nog van over is. Waarschijnlijk zou ik dat risico omarmen als het zo ver met me zou moeten komen. Vooropgesteld dat er nog genoeg van mijn verstand over is.
Ha Maurits,
Ik ben het – waarschijnlijk voor’t eerst 😉 – hartgrondig met je eens. Mijn moeder is”gelukkig” in september ’19 overleden in een verpleeghuis. Schoonvader (97, toevallig wonend in hetzelfde verpleeghuis) is in april gestorven. Geen corona, “gewoon” van ouderdom. Je kunt een mens niet dwingen door te leven,alleen “omdat het kàn”. Het MOET dus niet.
Ha Lijsbeth, We zijn het vast wel eens vaker eens 😉 Helaas blijkt dat mensen dus wel gedwongen kunnen worden door te leven tot ze van ellende uit elkaar vallen. Tenzij de natuur tijdig tussenbeide komt. Maar de natuur is helaas nogal wispelturig…