“Mam, pap? Ik ga naar het meertje, samen met nog wat anderen uit de straat.“
Zoon, gediagnosticeerd met McDD, rent direct de trap op. “Ik trek mijn zwembroek aan!” Schreeuwt hij, ter verduidelijking.
“Wie gaan er allemaal naar het meer dan?” Vraag ik nog, maar ik krijg geen antwoord.
Niet veel later rent Zoon naar de schuur. Hij grijpt een step en hij wil door de poort vluchten.
“Wacht even“, houd ik hem tegen, “eerst kalm aan. Met wie ga je, hoe ga je en heb je alles?“
Eigenlijk wil ik weten welke ouder er mee gaat. Zoon is pas 11 jaar oud en met zijn autisme is het prettig als er toezicht is.
“Oh, gewoon. Met de jongens uit de straat. ff Chillen, weet je. Zwemmen, dingen doen, je kent het wel.” En hij neemt een zelfverzekerde pose aan.
“Zonder een vader of moeder bedoel je?” Ik vraag het zo luchtig mogelijk. Maar mijn hart slaat een slag over.
“Tuurlijk. Gewoon, even weg van al dat bemoeizuchtig gespuis,” hij kijkt me brutaal aan, voordat hij de poort opent.
Verbouwereerd kijk ik hem na.
Een in mijn ogen veel te jong ventje dat zonder toezicht met wat vrienden gaat zwemmen. Met zijn stepje, omdat hij fietsen te eng vindt.
Ik zie hoe verbeten zijn been de vaart erin houdt, en ik kijk hoe de jongens van de straat hun ouders ervan proberen te overtuigen dat ze best zonder volwassenen naar het meertje kunnen gaan.
Dan rent mijn vrouw op haar hakken achter onze zoon aan.
Ze roept om zijn aandacht en ik ben opgelucht. Het betekent dat ik dit keer niet de boeman speel. Mijn vrouw vindt het onverantwoord en ze roept Zoon terug. Zoon zal woest op zijn moeder worden, waarna ik hem kan troosten met mijn zelf gemaakte bosvruchtenijs. Dat is het voordeel als je samen ouders bent; je kan wisselen met ‘good cop, bad cop‘. En ik ben vanmiddag de goeie.
“Je vergeet een handdoek!” hoor ik mijn vrouw roepen. “Ik heb er eentje in deze rugzak gestopt, en ik heb er meteen een flesje cassis en een bakje snoep om uit te delen bij gedaan. Veel plezier lieverd,” en ze zwaait Zoon enthousiast uit.

Fotobron: Pixabay.com
Vier uur later komt Zoon thuis. Doodop, maar zielsgelukkig duwt hij zijn roodverbrande hoofd op de schoot van zijn moeder. “Even liggen hoor. Maar straks ga ik naar mijn kamer want ik moet alle prikkels verwerken.“
Ik slik.
Zoon snapt zichzelf soms. Dat hadden wij als ouders een paar jaar geleden nooit durven hopen. Het proces van langzaamaan loslaten is begonnen.
Meer blogs over mijn ervaringen met McDD lezen? Klik hier.