
Bron: Unsplash.com
‘Passend onderwijs schoot te kort’. Geheel onverwacht zie ik het op Teletekst staan, maar lees het als een open deur. Het werkwoord in de zin duidt op een verleden, maar dan wel eentje dat ik zes jaar geleden mijlenver zag aankomen. Wat is het geval?
Toen dat beleid werd ingevoerd, sta ik voor de klas in het basisonderwijs. Niet in de stad, maar in een klein dorp. In de regel houdt dit in dat er te weinig leerlingen zijn om enkele klassen te mogen vormen. En zo sta ik voor een combinatieklas van groep vier en vijf. Tegen de dertig leerlingen, aan wie het liefst zoveel mogelijk onderwijs op maat gegeven wordt. Is een leerling niet zo vlot van begrip, dan verwerkt hij of zij andere leerstof, dan een gemiddeld kind, of een meer- of hoogbegaafde.
In de praktijk geef je dan steeds een halve groep instructie, volgens het vaststaande Directe Instructie Model, terwijl de rest zelfstandig werkt. Een deel van de instructie is vervolgens niet aan die hele-halve groep gericht, maar vindt plaats aan de instructietafel. Die is ingericht voor kinderen die het niet kunnen bijbenen, gevolgd door hen die juist veel verder zijn. De gemiddelde leerlingen kunnen in die tijd met een gegeven opdracht vooruit.
Zijn àlle kinderen eventjes aan het werk, dan ga je gauw naar de andere halve groep, om daar een zogenaamd servicerondje te lopen. In die zelfstandig werkende helft zijn vragen gerezen over het werk. Die kunnen dan per leerling worden beantwoord. Dat mag niet lang duren, want meester moet weer gauw terug naar de halve groep waar hij vandaan kwam. Daar moet de nabespreking van het werk plaatsvinden.
Met de tong op de schoenen heeft de leerkracht, gedurende één lesuur, zes niveaus in zijn combinatiegroep bediend. Het is te vergelijken met iemand die op kantoor zes rapporten tegelijk moet schrijven (die aan het eind van de dag ook af moeten zijn), terwijl hij ondertussen alle binnenkomende telefoontjes af moet handelen.
In die constellatie wordt het passend onderwijs ingevoerd. Bedacht door onderwijswetenschappers in opdracht van de neoliberale regering van Mark Rutte c.s. Elke man of vrouw op de werkvloer weet dat het hier een ordinaire bezuinigingsmaatregel betreft, maar zoals dat gaat, wordt Passend Onderwijs ingevoerd met de meest ideële doelstellingen en principes.
Want wat zou het goed voor de kinderen uit het Speciaal Onderwijs zijn om op een gewone basisschool te zitten. Tussen kinderen die geregeld veel beter in leren zijn dan zij, maar dat geheel ter zijde.
Vervolgens wordt de druk op de administratieve lasten flink opgevoerd door de onderwijsinspectie en wordt er steeds meer gelabeld. Of het nu gaat om ADHD, PDD-nos, dyscalculie of dyslexie, ADD of kinderen in een rolstoel, de Staat gooit simpelweg alle problemen over de schutting, financiert nauwelijks en verwacht dat de werkvloer het wel even oplost allemaal.
Wat wringt is dat Passend Onderwijs de werkdruk enorm heeft verhoogd, burn-outklachten onder het personeel deed toenemen, velen hard hollend het onderwijs vaarwel hebben gezegd en de aanwas van nieuw personeel ver achterblijft bij de gewenste aantallen. Passend onderwijs schoot te kort, lees ik. Wie is hier het kind van de rekening? Welnu, niet alleen de kinderen!