
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Nick moet zelfstandiger worden. Vind ik. Zijn instelling is namelijk: lekker gamen en pa (en ma) alles voor je laten regelen. Hartstikke handig. Vindt hij.
Maar… het jong is goddorie bijna 17 en dat is toch wel een leeftijd waarop je bepaalde dingen zelf moet kunnen. Dingen zoals een afspraak maken bij de kapper. Gedurende de coronamaanden is zijn nekmat uitgegroeid tot een deurmat en zijn pony galoppeert inmiddels in de maneges van zijn ogen.
Maar telefoneren, dat is een dingetje bij die jeugd van tegenwoordig. Een fatsoenlijk telefoongesprek voeren is er niet meer bij.
“Wat zeg ik dan?”
“Nou, eerst maar eens je naam en dan wat je wilt, lijkt me?”
“Maar als die ander dan de telefoon opneemt, zeg ik dan gewoon ‘Hoi met Nick!’ of moet dat uitgebreider? Zoiets als ‘Goedendag, u spreekt met Nick Dinges en ik wil graag van je dit en dat en zus en zo’?”
“Jemig, Nick…”
“Dat lijkt me niet zo’n goede opening,” peinst hij. “Hè pap, kun jij niet gewoon even bellen?”
“Nee.”
“Kún je niet of wíl je niet?”
Touché. Dat is mijn standaard vraag bij alles, waarvan de kinderen zeggen dat ze het niet kunnen. Het zal me worst wezen. Bellen zal hij.
We oefenen een gesprekje “afspraak maken bij de kapper” en Nick herhaalt braaf de zinnen die ik hem voorkauw.
“Je zegt dus gewoon je naam en wat je wilt. Zo van ‘Hallo, met Nick! Ik wil graag een afspraak maken voor haren knippen’.”
“Haren knippen? Dat klinkt toch idioot? Waarvoor moet je anders naar de kapper? Die doet toch niks anders dan haren knippen?”
“Jawel hoor. Kappers verven ook haren. En ze scheren. En bij oude dames doen ze ook dingen als watergolven, hoofdmassages en bestaande kapsels enigszins in ‘t fatsoen brengen…”
“Ik ben geen ouwe bes, dat hoort die kapper echt wel. Ik zeg gewoon alleen dat ik een afspraak wil maken.”
“Prima. Ga je gang. Succes.”
“Hoe heet die kapper op de hoek überhaupt? Wat is het nummer?”
“Allejezus Nick, open Google Maps, zoom in en zoek ’t uit?”
“Oh ja.”
Vijf minuten later verkondigt Nick trots dat hij het nummer gevonden heeft. Nu nog bellen. Hij staat in de deuropening en zucht dramatisch. Hij vindt het duidelijk eng. Moeilijk, moeilijk, dat telefonisch communiceren. Giebelend als een klein meisje en wiebelend van het ene been op het andere, staart hij van zijn foon naar mij en weer terug.
“BEL! NOU!” brul ik getergd.
“Oké, oké… Rustig maar…”
Hij doet zijn kamerdeur dicht, in de hoop dat ik zijn telefoongestuntel dan niet zal horen. Werkt niet. Ik hoor veel euh’s en ehh’s. En een paar ja’s. En dan het verlossende woord: “Bedankt!”
Fijn dat hij tenminste nog enige vormen van beleefdheid kent. Echter: geen bevestiging van de afspraak of zelfs maar een afsluitend “tot ziens”, maar na veel vijven en zessen is de afspraak dan toch gelukt.
“Morgen om 9 uur!” jubelt hij verrukt, “Goed hè?”
“Man, je hebt 10 keer geoefend! Daar is niks goeds aan. Iedere kleuter kan dat. En morgen om 9 uur heb je online Engels. Als je een afspraak maakt, kijk dan ook in je agenda of je kunt? Ik zou maar even terugbellen en de afspraak verzetten.”
Ik zie de paniek in zijn ogen. Op naar het volgende level in de game die “volwassen communicatie” heet.
En hij is 17????
Excuses. Mijn vaderlijke kennis laat soms te wensen over. Hij is nog 16. Nog een dikke maand verwijderd van 17. Dank voor je navraag c.q. oplettendheid! (Niet dat dat veel uitmaakt: 16 is ook te oud voor zoveel onzelfstandigheid).
Dat lijkt mij ook, waarbij het de vraag is hoe dat in hemelsnaam mogelijk is (geworden)?