Ik was er niet bij op die pinkstermaandag op de Dam. Ook niet later in Rotterdam en Den Haag. En in Arnhem, Eindhoven et cetera. Niet dat ik voor racisme ben. Of elk risico wil vermijden onverhoopt medeverantwoordelijk te worden aan de tweede coronagolf.
Ik heb niet eens overwogen mee te demonstreren. Geen seconde. Doe ik sowieso nooit, ook al niet voordat ik er mijn gezondheid of die van een ander mee in gevaar kon brengen. Al is er die jeugdzonde. Die ene keer was een demonstratie tegen Franco, die toen nog net dictator van Spanje was. Het zal in 1975 zijn geweest.
Het zat zo: het vriendinnetje van mijn beste vriend was vrijwilliger bij de Wereldwinkel. Wie daar werkte was per definitie tegen Franco, en zo’n demonstratie is dan een mooie kans om te demonstreren dat je uit het goede hout gesneden bent. Misschien heet een demonstratie daarom demonstratie.
Dus zij ging, mijn beste vriend ging en toen kon ik niet achterblijven. Dus ik ging ook. Natuurlijk was ik tegen Franco, maar ergens tegen of voor zijn was toen al niet genoeg.
De demonstratie leek succes te hebben gehad, al kort daarop kwam er een eind aan de Francodictatuur. Maar ik zag in dat het niets met mij te maken had. En ook niet met die andere demonstranten. Franco was gewoon doodgegaan. Vanzelf, in bed. Omdat hij oud en ziek was.
Dat mijn actieverleden met één demonstratie ophoudt werd verder in de hand gewerkt door het feit dat het al gauw uitging tussen mijn vriend en het wereldwinkelvriendinnetje. Hij hoefde niet meer aan haar te laten zien dat hij deugde en ik niet meer aan hem.
Eigenlijk is het precies dat wat mijn enthousiasme voor het fenomeen demonstratie altijd heeft getemperd. Dat mensen die het ergens roerend over eens zijn overtuigd van hun gelijk bij elkaar komen om hun gezamenlijke mening uit te dragen. Aan wie? Aan elkaar denk ik dan.
Daarom blijven demonstraties meestal zonder gevolgen. Het is vooral een probaat middel om de neuzen van de demonstranten helemaal dezelfde kant op te krijgen. En het goede gevoel dat ze daarvan overhouden.
Soms heeft een demonstratie wel gevolgen, maar dat komt zelden doordat de demonstranten hun tegenstanders overtuigd hebben. Wat wel verschil kan maken is om met velen te zijn. Het gaat bij succesvolle demonstraties om kwantiteit niet om kwaliteit. En per tractor komen in plaats van te voet doet ook wonderen.
Demonstraties die gevolgen hebben gaan trouwens meestal niet over idealen maar over belangen, vaak uit te drukken in euro’s. Op zich heb ik meer sympathie voor idealen dan voor belangen. Maar idealen waar alleen van wordt verwacht dat je er achteraan loopt, vind ik een beetje saai. Ik heb meer sympathie voor dissidenten dan voor meelopers.
De ene mensenmassa roept Black Lives Matter, een andere roept Sieg Heil. Mensenmassa’s zijn eng. Soms omdat ze besmettingen met een virus kunnen overbrengen, maar veel enger is een mensenmassa waarin iedereen besmet is met dezelfde mening. En dan maakt het niet eens zoveel uit of ze het goed bedoelen of niet. Want goed bedoelen doen ze het allemaal. Denken ze.